NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Stercollectie
Lijsten
Wohnen - Aussagen A
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
Wo wohnst du?
=
Waar woon jij?
Ich wohne in der Parkstraße 27.
=
Ik woon in de Parkstraat 27.
Ich lebe in den Niederlanden.
=
Ik leef in Nederland.
Wir haben ein Haus.
=
Wij hebben een huis.
Er hat ein eigenes Zimmer.
=
Hij heeft een eigen kamer.
Unser Badezimmer ist modern.
=
Onze badkamer is modern.
Sie wohnen im dritten Stock.
=
Zij wonen op de derde verdieping.
An der Wand hängt ein Poster.
=
Aan de muur hangt een poster.
In meinem Zimmer steht ein Schrank.
=
In mijn kamer staat een kast.
Habt ihr einen Garten?
=
Hebben jullie een tuin?
Wir haben nicht viel Platz.
=
Wij hebben niet veel plek.
Unsere Wohnung ist gemütlich.
=
Onze woning is gemoedelijk.