Engels : Nederlands
A rabbit is a small furry [animal] with long ears. = Een konijn is een klein harig [dier] met lange oren.
My [cat] is called Suzi. = kat
Not for [free]. = gratis
claw / [paw] = klauw
Do you have a [pet]? Yes, we have a dog. = huisdier
In the air the falcon is the fastest [bird]. = vogel
Our dog is [black] and white. = Onze hond is [zwart] met wit.
[claw] / paw = klauw
Maybe he could sing, but he couldn't [fly]. = vliegen
giraffe = giraffe
hamster = hamster
My [horse] and hounds are just down the road. = Mijn [paard] en honden zijn verderop.
leg = poot
monkey = aap
neck = nek
My [parrot] got the bird flu = Mijn [papegaai] heeft de vogelgriep
tail = staart
It wasn't a very big cat, it was a wild [tiger]. = tijger
(to) answer = (be)antwoorden
bowl = kom
(to) follow = volgen
goldfish = goudvis
(to) hate = een hekel hebben aan
(to) join = lid worden, meedoen
kitten = jong katje
(a) question = vraag
A [rabbit] is a small furry animal with long ears. = Een [konijn] is een klein harig dier met lange oren.
to [be fond of] = gek zijn op
to [be into] = gek zijn op
kangaroo = kangoeroe
rat = rat
to [walk the dog] = de hond uitlaten
(to) attack = aanvallen
cheetah = jachtluipaard
crocodile = krokodil
dolphin = dolfijn
flamingo = flamingo
food = eten, voedsel
head = hoofd, kop
hole = gat
tall / [long] = lang
muscle = spier
(to) need = nodig hebben
pig = varken
Why did you never ask me [to show] it to you ? = laten zien
shrimp = garnaal
The Indian cobra is a dangerous [snake]! = slang
trunk = slurf
(to) feed = eten geven
spider = spin