- Engels Nederlands
- famous = beroemd
- (to) introduce = voorstellen
-
Let me introduce you
voorstellen
- mate = maatje, kameraad
- (to) spend = uitgeven
- farm = boerderij
-
At the farm they are growing crops.
Op de boerderij groeien zo gewassen.
- guitar = gitaar
-
I can play the guitar and the sax.
gitaar
- paper round = krantenwijk
- pocket money = zakgeld
- singer = zanger, zangeres
- star = ster
- also = ook
- curly = krullend
- dye = verven
-
dye
textielverf / verven
- expensive = duur
-
The thief stole an expensive watch.
De dief stal een duur horloge.
- (to) find out = uitvinden, ontdekken
- group = groep
- mini skirt = minirokje
- spiky = stekelig
- usually = meestal
- (to) wear = dragen
- colourful = kleurrijke
- ear = oor
-
My dad has big ears.
oor
- jeans = spijkerbroek
-
My jeans are made of denim.
spijkerbroek
- small = klein
-
I live in a small flat.
klein
- tall = lange
- attic = zolder
-
I used to play at the attic.
ik speelde vroeger altijd op zolder.
- bus stop = bushalte
- caravan = caravan
- castle = kasteel
-
A prince called Dracula lived in a castle in Transylvania.
kasteel
- city = stad
-
Our city has been invaded by the tyrant Creon.
De tiran Creon heeft onze stad bezet.
- coat = jas
-
She's wearing a long grey coat.
jas
- cold = koud
- (to) drive = rijden
- inside = binnen
-
Come inside, everyone – dinner is ready.
binnen
- mile = mijl
- own = eigen
-
He intends to sell it in Canterbury, he has his own stall there.
Hij is van plan om deze te verkopen in Canterbury, hij heeft daar zijn eigen kraam.
- town = stad
-
I might need your help protecting our small town.
stad
- village = dorp
- a pity = jammer
-
a pity / a shame
jammer
- amazing = fantastisch
- boring = saai
- great = geweldig
-
splendid / great
geweldig