Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • cheese = kaas
  • I like cheese and tomato pizza.

    kaas

  • chips = patat
  • class = klas
  • lesson = les
  • We have seven 45-minute lessons a day.

    les

  • lettuce = sla
  • onion = ui
  • salad = salade
  • We usually have meat and salad, and then fruit.

    salade

  • tomato = tomaat
  • bottle = fles
  • There is a bottle of water in my bag.

    fles water

  • comic = stripboek
  • exercise book = schrift
  • glass = glas
  • history = geschiedenis
  • That's ancient history.

    geschiedenis

  • locker = kluisje
  • magazine = tijdschrift
  • Emily is reading a magazine.

    tijdschrift

  • orange juice = sinaasappelsap
  • (a) break = pauze
  • breakfast = ontbijt
  • Do you have breakfast in bed?

    ontbijt

  • dangerous = gevaarlijk
  • diary = dagboek
  • horse riding = paardrijden
  • nervous = zenuwachtig
  • He worries about exams because he gets really nervous.

    zenuwachtig

  • pe = gym
  • ready = klaar
  • Are you ready to go?

    Ben je klaar om te gaan?

  • science = natuur- en scheikunde
  • strict = streng
  • The teacher is very strict. Talking not allowed!

    De leraar is zeer streng. Praten niet toegestaan!

  • (a) talk = spreekbeurt
  • today = vandaag
  • biology = biologie
  • We study parts of the body in biology.

    biologie

  • Dutch = Nederlands
  • English = Engels
  • French = Frans
  • german = Duits
  • maths = wiskunde
  • I like maths, but find arithmetic difficult.

    Ik vind wiskunde leuk, maar rekenen vind ik moeilijk.

  • subject = schoolvak
  • afternoon = middag
  • cycle = Fietsen
  • cycling tour = fietstocht
  • fair = eerlijk
  • It wouldn't have been fair!

    Het zou niet eerlijk zijn geweest!

  • healthy = gezond
  • (to) interrupt = onderbreken
  • little = weinig
  • meal = maaltijd
  • That was a nice meal.

    Dat was een lekkere maaltijd.

  • money = geld
  • (to) pay = betalen
  • I'll pay you back as soon as I can.

    betalen

  • poor = arm
  • primary school = basisschool
  • pupil = leerling
  • who was a pupil of mine until he turned to evil...

    leerling

  • (to) raise = inzamelen
  • school stuff = schoolspullen
  • (to) send = sturen
  • I'd like to send him back

    sturen

  • trainers = sportschoenen
  • how much = hoeveel
  • pencil = potlood
  • Do you have a piece of paper and a pencil?

    potlood

  • pound = pond
  • The English pound is the currency used in the United Kingdom.

    De Engelse pond is de munteenheid die gebruikt wordt in het Verenigd Koninkrijk.