Engels : Nederlands
admit = toegeven
costly = prijzig
crunchy = knapperig
dessert = toetje
being written [especially] for us. = vooral
fancy = elegant
He can't use a knife and [fork] to eat. He's only two! = vork
main course = hoofdgerecht
mushroom = champignon
order = bestelling
portion = portie
reservation = reservering
seconds = tweede portie
starter = voorgerecht
tasty = smakelijk
tender = mals
waitress = serveerster
art = kunst
be surprised = verrast zijn
bunch = aantal
competition = wedstrijd
'Cause I really enjoyed the [conversation] we just had = gesprek
creative = creatief
courage = moed
enjoy = plezier beleven aan
for ages = een eeuwigheid
indoors = binnen
invite = uitnodigen
outdoors = buiten
picnic = picknick
pitfall = valkuil
preferably = bij voorkeur
at a friend's = bij een vriend
chips = patat
come along = meegaan
That dessert is [delicious]. Can I have the recipe? = Dat toetje is [heerlijk]. Mag ik het recept hebben?
Orange [juice]? = sap
pasta = pasta
pepperoni = soort worst
sleep over / [stay over] = logeren
usually = gewoonlijk
vegetarian = vegetariër
weekday = doordeweekse dag
championship = kampioenschap
connected = verbonden
course = parcours
bare legs = blote benen
[despite] / in spite of = ondanks
event = evenement
founded = opgericht
perhaps / maybe = misschien
strawberry = aardbei
The teacher is very [strict]. Talking not allowed! = De leraar is zeer [streng]. Praten niet toegestaan!
atmosphere = sfeer
brave = dapper
countless = ontelbaar
excitement = opwinding
experience = ervaring
goggles = bril
ordinary = normaal
proud = trots
reasonable = redelijk
nerves = zenuwen
skydiving = vrije val maken
research / [survey] = onderzoek
amusement park = pretpark
thrilling = spannend
queue = in de rij staan
chore = karweitje
continue = doorgaan
do the dishes = afwassen
honesty = eerlijkheid
interrupt = onderbreken
nag = zeuren
What is your [opinion] about this? = Wat is jouw [mening] hierover?
opposite = tegenovergesteld
patience = geduld
permission = toestemming
react = reageren
relaxed = ontspannen
remain = blijven
respect = respecteren
response = antwoord
Learning to save money teaches you to be [responsible]. = Geld leren sparen leert je [verantwoordelijk] te zijn.
seem = lijken
unfair = oneerlijk
while = tijdje
annual = jaarlijks
celebration = viering
Catherine and Dave came up with the idea to [develop] an online yearbook. = Catherine en Dave kwamen op het idee om een online jaarboek te [ontwikkelen].
hang out = rondhangen
altitude / [height] = hoogte
look forward to = uitkijken naar
I am a [member] of a judo club. = Ik ben [lid] van een judo club.
perform = optreden
[sleep over] / stay over = logeren
take place = plaatsvinden