Engels : Nederlands chore = karweitje (to) continue = doorgaan do the dishes = afwassen honesty = eerlijkheid (to) interrupt = onderbreken (to) nag = zeuren What is your [opinion] about this? = Wat is jouw [mening] hierover? opposite = tegenovergesteld patience = geduld permission = toestemming (to) react = reageren relaxed = ontspannen (to) remain = blijven (to) respect = respecteren response = antwoord Learning to save money teaches you to be [responsible]. = Geld leren sparen leert je [verantwoordelijk] te zijn. (to) seem = lijken unfair = oneerlijk while = tijdje