Engels : Nederlands
bracelet around my [ankle], = enkel
a sore throat = keelpijn
(to) break = breken
broken leg = gebroken been
(a) cold = verkoudheid
(to) cough = hoesten
(a) crutch = kruk
foot - feet = voet - voeten
to [get off] = afstappen van
headache = hoofdpijn
Some malaria medicines make you feel [ill]. = ziek
It is [rather] cold to go surfing today. = Het is [nogal] koud om vandaag te gaan surfen.
runny nose = loopneus
sprained = verstuikte
running down the [stairs] and out of the house. = trap
unlucky = ongelukkige
(to) walk = lopen
worse = erger
a few = een paar
bone = bot
crew = bemanning
horrible = vreselijk
mountain = berg
to [raise money] = geld ophalen
rescuer = redder
rocks = rotsen
victim = slachtoffer
worried = bezorgd
all ages = alle leeftijden
awful = afschuwelijk
bench = bank
(to) burn = verbranden
customer / [client] = klant
[equipment] / gear = uitrusting
gym = sportschool
What he doesn't know won't [hurt] him. = pijn doen
in shape = in vorm
(to) keep up = bijhouden
proves he had salt water in his [lungs] = longen
I am a [member] of a judo club. = Ik ben [lid] van een judo club.
muscle = spier
to [practise sports] = aan sport doen
weak = zwak
weight = gewicht
working out = trainen
workout = training
a fever = koorts
a stomach ache = buikpijn