Engels : Nederlands
school = school
The students are waiting for their teacher in the [classroom]. = De leerlingen zijn aan het wachten op de leraar in het [klaslokaal].
teacher = leraar (m / v)
chair = stoel
desk = tafel / bureau
textbook = tekstboek
workbook = werkboek
locker = kluisje
clock = klok
lunchbox = broodtrommel
school lunch = lunch op school
packed lunch = zelf meegebrachte lunch
schoolbag = schooltas
blackboard = het bord (zwart waar je met krijt op schrijft)
whiteboard = het bord (wit waar je met markers op schrijft)
chalk = krijt
whiteboard marker = marker voor op het whiteboard
You can borrow my [pencil] to write your letter. = Je kan mijn [potlood] lenen om je brief te schrijven.
pencil sharpener = puntenslijper
glue = lijm
crayons = krijtjes
These [scissors] do not cut the papers very wel. = Deze [schaar] knipt de papieren niet heel goed.
tape = plakband
marker = marker / grote stift
felt-tip (pen) = viltstift
ruler = lineaal
rubber (BrE) / eraser (AmE) = gum
coloured pencil (BrE) / colored pencil (AmE) = kleurpotlood
pencil case = etui