Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • (to) behave = gedragen
  • carry on = doorgaan met
  • to carry on

    doorgaan met

  • exotic = exotisch
  • (to) go for = gelden
  • leave for = vertrekken naar
  • noisy = luidruchtig
  • (to) order = bestellen
  • potato wedges = aardappelpartjes
  • (to) specialize = specialiseren
  • though = toch, niet waar?
  • dessert = toetje
  • grab a bite = een hapje eten
  • to grab a bite

    een hapje eten

  • main course = hoofdgerecht
  • three-course meal = driegangenmenu
  • steak = biefstuk
  • starter = voorgerecht
  • creek = beekje
  • (to) explore = verkennen
  • football pitch = voetbalveld
  • get fined = een boete krijgen
  • indoors = binnen
  • mess around = rotzooi trappen
  • to mess around

    rotzooi trappen

  • (to) share = delen
  • take action = actie ondernemen
  • to take action

    actie ondernemen

  • telly = televisie
  • upset = van streek
  • ago = Geleden
  • practice = training
  • ring = gaan
  • blockbuster = populaire film
  • channels = kanalen
  • discount = korting
  • we have a special discount. 100 francs.

    korting

  • driving licence = rijbewijs
  • (to) invent = uitvinden
  • kind = soort
  • vriendelijk / soort

  • outdoors = buiten
  • pastime = vrijetijdsbesteding
  • screen = scherm
  • twilight = schemer
  • (a) contest = wedstrijd
  • creepy = eng
  • finally = eindelijk
  • hook up = verkering krijgen met
  • to hook up

    verkering krijgen met

  • (to) mention = noemen
  • When she used to talk about Mr. Kane, did she ever mention Rosebud?

    noemen

  • option = mogelijkheid
  • (to) research = onderzoeken
  • sunset = zonsondergang
  • (to) surprise = verrassen met
  • It turns out = het blijkt
  • footage = beelden
  • (to) gather = verzamelen
  • (to) muster / (to) gather

    verzamelen

  • hold your nerve = je zenuwen bedwingen
  • to hold your nerve

    je zenuwen bedwingen

  • (to) imagine = zich voorstellen
  • (to) pass = voorbij komen
  • possibly = mogelijk
  • (a) preview = voorvertoning
  • (a) ride = rit
  • souvenir = souvenir
  • (to) star = de hoofdrol hebben
  • thrilling = spannend
  • track = baan
  • wristband = polsband
  • absolutely = absoluut
  • come along with = meegaan met
  • ice rink = ijsbaan
  • (to) pick up = ophalen
  • I'll have Laszlo come there to pick up the letters...

    ophalen