Engels : Nederlands
alien = buitenaards wezen
(to) apply = solliciteren
(to) carry out = uitvoeren
crumbs = kruimels
crunchy = knapperig
(to) enter = binnengaan
(to) float = zweven
gravity = zwaartekracht
times = keer
a return [journey], Mr. Frodo. = reis
physical = lichamelijk
space = ruimte
surface = oppervlakte
tasty = lekker
for = gedurende
last year = vorig jaar
over = meer dan
Ever [since] he ate the cock's parents, their relationship has been fairly tense. = [Sinds] hij de ouders van de haan at, is hun relatie redelijk gespannen.
(to) chew = kauwen
designed = bedoeld
destination = bestemming
entire = hele
security alert = veiligheidsalarm
set off = doen afgaan
shaken up = geschrokken
(to) spot = ontdekken
[unfortunately], they'll be the victims = helaas
X-ray = röntgenfoto
| They [call] me the Seeker || = noemen
(a) sign = bord
well = goed
(to) write down = opschrijven
bonnet = motorkap
boot = kofferbak
dog sled = hondenslee
number plate = nummerbord
(to) overtake = inhalen
reckless = roekeloos
road train = truck met meerdere opleggers
traffic jam = file
Wheel = stuur
This bag is really cheap. It's a [bargain]. = Deze tas is echt goedkoop. Het is een [koopje].
eastbound = in oostelijke richting
gap = opening
Map = kaart
opposite = tegenover
Tube / [underground] = [Metro]
beverages = dranken
clue = aanwijzing
Easter = Pasen
engine = motor
event = evenement
often = vaak
on display = tentoongesteld
(a) play = toneelstuk
(to) solve = oplossen
sweets = snoep
victim = slachtoffer
(to) arrive = aankomen
He had to convince his clients to [buy] them. = Hij moest zijn klanten overtuigen om ze te [kopen].
carriage = wagon
(to) change trains = overstappen
daily = dagelijks
information desk = informatiebalie
He is [to depart] these lands, = vertrekken
nearest = dichtstbijzijnde
Which [platform] does the train leave from? = perron
reservation = reservering
return ticket = retourtje
single ticket = enkele reis
timetable = dienstregeling