Engels : Nederlands (to) accelerate = tempo verhogen (to) apply for = aanvragen at fault = schuldig aisle = gangpad attitude = houding (to) ban = uitsluiten, verbannen (to) comfort = troosten (to) disturb = storen engine failure = motoruitval hood = motorkap headlights = koplampen headlong = voorover hijacker = kaper hilarious = heel grappig (to) hitchhike = liften intersection = kruispunt license = (rij)bewijs, vergunning motion sickness = bewegingsziekte (to) poke = porren precaution = voorzorgsmaatregel seatbelt = veiligheidsgordel shattered = aan diggelen (to) smash = in de prak rijden (to) sort out = oplossen, regelen (to) tie = vastbinden turbulence = turbulentie, onrust windshield = voorruit (to) wreck = in de vernieling rijden