Engels : Nederlands
allowance = zakgeld
permitted / [allowed] = toegestaan
coincidence = toeval
dance floor = dansvloer
honesty = eerlijkheid
mobile = mobieltje
permission = toestemming
(to) promise = beloven
reasonable = redelijk
school party = schoolfeest
(to) scream = gillen
(to) shout = schreeuwen
(to) sleep over = logeren
tear = traan
unreasonable = onredelijk
action film = actiefilm
ashamed = beschaamd
available = beschikbaar
bowling = bowlen
chatting = chatten
Would you like to go to the [cinema] with me? = Wil je naar de [bioscoop] met me?
circle of friends = vriendenkring
entirely = helemaal
(to) experiment = experimenteren
(a) fizzy drink = frisdrank
(to) gossip = roddelen
(an) international = interland
(to) rehearse = repeteren
(to) relax = zich ontspannen
(a) seat = zitplaats
weekend = weekeinde
youth centre = centrum voor jongeren
a = per
at least = tenminste
chart = hitlijst-
disco(theque) = disco(theek)
entry = toegang
guardian = voogd
I can play the [guitar] and the sax. = gitaar
[permitted] / allowed = toegestaan
pyjama party = logeerpartijtje
smoking = roken
sold out = uitverkocht
approximately = ongeveer
conduct / [behaviour] = gedrag
championship = kampioenschap
course = parcours
dress code = regels voor kleding
event = evenement
fanatical = fanatiek
occasion = gebeurtenis
property = eigendom
spectacular = spectaculair
tights = maillot, panty
Chinese = Chinees
Chop suey = tjaptjoi
date = afspraakje
That dessert is [delicious]. Can I have the recipe? = Dat toetje is [heerlijk]. Mag ik het recept hebben?
exchange student = uitwisselingsstudent
(to) go out = uitgaan
manners = manieren
mean = [gemeen] / gierig
meat ball = gehakt ball
paragraph = alinea
pork = varkensvlees
problem = probleem
responsibility = verantwoordelijkheid
soy sauce = ketjap
spicy = pittig
supervision = toezicht
tablecloth = tafelkleed
sweet and sour = zoet-zure
waiter = ober
arts and crafts = handvaardigheid
(to) create = maken
creative = creatief
facility = faciliteit
festival = festival
musician = musicus
origin = afkomst
parade = optocht
[performance] / perform = optreden
[performer] / artist = artiest
photography = fotografie
platform = podium
previous = voorgaand
(to) shoot = filmen
theme = thema
already = al
to [be thirsty] = dorst hebben
(to) fancy = zin hebben in
for a change = voor de verandering
to [go out for dinner] = uit eten gaan
to [have a drink] = iets drinken
to [have fun] = lol hebben
What about = wat dacht je van
idea = idee
indian = Indiaas
italian = Italiaans
lemonade = limonade
Sorry. I'd [rather] not talk about it. = Sorry. Ik praat er [Liever] niet over.
to [save money] = zijn geld sparen
(to) sound = klinken