Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • appliance = apparaat
  • bad advertising = antireclame
  • brand = merk
  • guilty = schuldig
  • lethal = dodelijk
  • manufacturer = fabrikant
  • (to) order = bestellen
  • oxygen = zuurstof
  • pregnancy = zwangerschap
  • sales training = verkooptraining
  • self-defense = zelfverdediging
  • spray can = spuitbus
  • (to) suffer = lijden
  • (to) tear = scheuren
  • (to) rip / (to) tear

    scheuren

  • unrivalled = ongeëvenaard
  • user's manual = gebruiksaanwijzing
  • (to) volunteer = aanmelden
  • chef = chefkok
  • client = klant
  • customer / client

    klant

  • clientele = klantenkring
  • craft = vak, ambacht
  • (to) imitate = namaken
  • (to) fake = vervalsen
  • (a) profession = vak
  • raw = rauw
  • recipe = recept
  • That dessert is delicious. Can I have the recipe?

    Dat toetje is heerlijk. Mag ik het recept hebben?

  • saleable = verkoopbaar
  • sales figures = verkoopcijfers
  • sales stunt = verkooptruc
  • (to) scoop = scheppen
  • sell-by-date = uiterste verkoopdatum
  • slice = plakje
  • surface = oppervlakte
  • tweezers = pincet
  • wrinkle = rimpel
  • carbon fibre = koolstofvezel
  • discount = korting
  • we have a special discount. 100 francs.

    korting

  • half-price = voor de halve prijs
  • handle = handvat
  • limited = beperkt
  • restricted / limited

    beperkt

  • rough = ruw
  • sand paper = schuurpapier
  • smooth = glad, soepel
  • texture = textuur, structuur
  • (to) touch = aanraken
  • wood = hout
  • banknote = bankbiljet
  • A banknote is a piece of paper money.

    Een bankbiljet is een stukje papiergeld.

  • coin = muntstuk
  • currency = munteenheid
  • The English pound is the currency used in the United Kingdom.

    De Engelse pond is de munteenheid die gebruikt wordt in het Verenigd Koninkrijk.

  • goods = goederen
  • in exchange for = in ruil voor
  • plain = effen
  • (to) trade = pinnen
  • (to) exchange / (to) trade

    pinnen

  • bar diagram = staafdiagram
  • cost the earth = onbetaalbaar zijn
  • to cost the earth

    onbetaalbaar zijn

  • department = afdeling
  • employee = medewerker
  • invoice = facturering
  • kit = doos, pakket
  • legal action = gerechtelijke stappen
  • package = verpakking
  • phone credit = beltegoed
  • reference number = referentienummer
  • (to) put through = doorverbinden
  • solicitor = advocaat, notaris
  • (to) subscribe = abonneren
  • subscription = abonnement
  • sum = bedrag
  • synthetic fur = kunstbont
  • (to) threaten = dreigen
  • (to) unsubscribe = abonnement opzeggen
  • bargain = koopje
  • This bag is really cheap. It's a bargain.

    Deze tas is echt goedkoop. Het is een koopje.

  • cash desk = kassa
  • company = bedrijf
  • My father and uncle run a software company.

    Mijn vader en oom runnen een software bedrijf.

  • environment = milieu
  • Our climate is changing, so we have to think about the environment.

    Het klimaat is aan het veranderen, dus we moeten aan het milieu denken.

  • environmental awareness = milieubewustzijn
  • (to) envy = benijden
  • I envy you, Maximus. It's a good home.

    benijden

  • impact = gevolg
  • jealousy = jaloersheid, afgunst
  • land fill = vuilstort
  • limitation = beperking, begrenzing
  • (to) pollute = vervuilen
  • (to) rip = scheuren
  • (to) rip / (to) tear

    scheuren

  • subtle = subtiel
  • sweatshop = werkplaats van uitbuiter
  • wear off = minder worden
  • to wear off

    minder worden

  • executive = leidinggevende
  • (to) expire = verlopen, verstrijken
  • fault = schuld
  • guarantee = garantie
  • manager = bedrijfsleider, chef
  • money's worth = waar voor je geld
  • put aside = opzij zetten / leggen
  • to put aside

    opzij zetten / leggen

  • receipt = kassabon
  • l'd better sign in and get a receipt.

    kassabon

  • (a) refund = terugbetaling
  • stock = voorraad
  • sweater = trui
  • Nice sweater.

    trui