Engels : Nederlands This bag is really cheap. It's a [bargain]. = Deze tas is echt goedkoop. Het is een [koopje]. cash desk = kassa My father and uncle run a software [company]. = Mijn vader en oom runnen een software [bedrijf]. Our climate is changing, so we have to think about the [environment]. = Het klimaat is aan het veranderen, dus we moeten aan het [milieu] denken. environmental awareness = milieubewustzijn I [envy] you, Maximus. It's a good home. = benijden impact = gevolg jealousy = jaloersheid, afgunst land fill = vuilstort limitation = beperking, begrenzing (to) pollute = vervuilen [(to) rip] / (to) tear = scheuren subtle = subtiel sweatshop = werkplaats van uitbuiter to [wear off] = minder worden