- Engels Nederlands
- appointment = afspraak
-
I can’t come, I have an appointment at five.
afspraak
- background = achtergrond
- depend on = afhangen van
-
to depend on
afhangen van
- employee = werknemer
- extra = figurant
- martial arts = vechtsport
- not either = ook niet
- patient = geduldig
-
You must be patient with me.
geduldig
- physical = lichamelijk
- shooting = filmen
- age = leeftijd
-
The old man must have reached the age of 80 years.
De oude man moet de leeftijd hebben bereikt van 80 jaar.
- awesome = te gek
- (to) decide = beslissen
- excitement = spanning
- least = t minst
- opinion = mening
-
What is your opinion about this?
Wat is jouw mening hierover?
- part of = deel van, gedeelte van
- view on = kijk op
- box office = loket
- character = personage, rol
- (to) last = duren
- length = lengte
- main = belangrijkste, hoofd-
- smash hit = groot succes
- successful = succesvol
- actor = acteur
- actress = actrice
- be set = zich afspelen
-
to be set
zich afspelen
- century = eeuw
- main character = hoofdpersoon
- (to) take place = plaatsvinden
-
the party is going to take place at my house
... plaatsvinden ...
- theme = thema
- bathtub = badkuip
- bug = insect
- celebrity = beroemdheid
-
Rafael Nadal is a well-known sports celebrity.
beroemdheid
- Championships = kampioenschap
- competition = wedstrijd
- publicity = publiciteit
- below = onder
-
underneath / below
onder
- booth = cabine
- (to) butt in on = onderbreken
- down = verderop
- pushy = opdringerig
- truce = wapenstilstand
- well-known = bekende
- Adventure = Avontuur
-
Sure! Adventure, heroism and romance happen to be my specialities.
Natuurlijk! Avontuur, heldendom en romantiek zijn toevallig mijn specialiteiten!
- city centre = stadscentrum
- event = gebeurtenis
-
event
nummer, onderdeel / gebeurtenis
- extinct = uitgestorven
- journey = reis
-
a return journey, Mr. Frodo.
reis
- mood = humeur
- playground = speelplaats
-
There's a playground!
speelplaats
- shark = haai
-
We're all scared of sharks, but they don't kill many people.
haai
- slide = glijbaan
- swing = schommel
- available = beschikbaar
- example = voorbeeld
- interested in = geïnteresseerd in
- Left = over
- look for = op zoek gaan naar
-
to look for
op zoek gaan naar
- seat = zitplaats
-
Take a seat.
zitplaats
- (to) show = laten zien
-
Why did you never ask me to show it to you ?
laten zien