Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • beauty = juweeltje
  • That's a beauty of a car. It's very stylish and elegant.

    Dat is een juweeltje van een auto. Het is erg stijlvol en elegant.

  • brand-new = gloednieuw
  • (to) discuss = bespreken
  • (to) dress up = verkleden
  • entrance = binnenkomst
  • She's so loud that you can't miss her entrance into the room.

    Ze is zo luidruchtig dat je haar binnenkomst in de kamer niet kunt missen.

  • (to) get a move on = opschieten
  • rather = Liever
  • Sorry. I'd rather not talk about it.

    Sorry. Ik praat er Liever niet over.

  • (to) request = verzoeken
  • second-hand = tweedehands
  • A second-hand car is usually cheaper than a new one.

    Een tweedehands auto is vaak goedkoper dan een nieuwe.

  • spoiled = verwend
  • Laura is so spoiled. She gets everything she wants.

    Laura is zo verwend. Ze krijgt alles wat ze wil.

  • unbelievable = ongelofelijk
  • It's unbelievable how many dollars I get for my euros.

    Het is ongelofelijk hoeveel dollars ik krijg voor mijn euro's.

  • as ... as = net zo ... als
  • cheap = goedkoop
  • This bag is really cheap. It's a bargain.

    Deze tas is echt goedkoop. Het is een koopje.

  • different = anders
  • Jo is very different from her twin sister.

    Jo is heel anders dan haar tweelingzus.

  • lemon = citroen
  • A lemon is much more sour than an orange.

    Een citroen is veel zuurder dan een sinaasappel.

  • remind of = doen denken aan
  • to remind of

    doen denken aan

  • entire = heel
  • Mark lived an entire year without using any money.

    Mark heeft een heel jaar geleefd zonder geld te gebruiken.

  • environment = milieu
  • in return for = in ruil voor
  • loo = wc
  • Another word for toilet is loo.

    Een ander woord voor toilet is wc.

  • nearby = in de buurt
  • My grandparents live nearby, just across the street.

    Mijn opa en oma wonen in de buurt, net aan de overkant van de straat.

  • ridiculous = belachelijk
  • I think it's ridiculous to spend so much money on designer clothing.

    Ik vind het belachelijk om zoveel geld uit te geven aan merkkleding.

  • (to) volunteer = vrijwilligerswerk doen
  • (to) waste = verspillen
  • as = omdat, aangezien
  • because = omdat, want
  • relevant = zinvol, belangrijk
  • responsible = verantwoordelijk
  • Learning to save money teaches you to be responsible.

    Geld leren sparen leert je verantwoordelijk te zijn.

  • rubbish = onzin
  • Don't listen to him. He's talking rubbish.

    Luister niet naar hem. Hij praat onzin.

  • sensible = verstandig
  • smart = slim
  • I don't think it would be smart to spend all your money on sweets..

    Ik denk niet dat het slim is om al je geld uit te geven aan snoep.

  • wise = verstandig
  • It is wise to study hard for your exams.

    Het is verstandig om hard te leren voor je examens.

  • banknote = bankbiljet
  • A banknote is a piece of paper money.

    Een bankbiljet is een stukje papiergeld.

  • coin = munt
  • currency = valuta
  • The currency used in most of Europe is called the 'Euro'.

    De valuta die in het grootste deel van Europa gebruikt wordt, wordt de Euro genoemd.

  • image = afbeelding
  • The Dutch euro coin has an image of Queen Beatrix on it.

    Op het Nederlandse euro muntstuk staat een afbeelding van koningin Beatrix.

  • nickname = bijnaam
  • Geri's nickname is 'ginger' because of her red hair.

    De bijnaam van Geri is 'ginger' vanwege haar rode haar.

  • (to) afford = zich veroorloven
  • bargain = koopje
  • This bag is really cheap. It's a bargain.

    Deze tas is echt goedkoop. Het is een koopje.

  • merchant = marktkoopman
  • A merchant sells his goods at the market.

    Een marktkoopman verkoopt zijn goederen op de markt.

  • purse = portemonnee
  • I never have any money in my purse. I'm always broke.

    Ik heb nooit geld in mijn portemonnee. Ik ben altijd blut.

  • worth = waard
  • My uncle's villa is worth two million pounds.

    De villa van mijn oom is twee miljoen pond waard.

  • amount = bedrag
  • He received a six-figure amount when he signed the contract.

    Hij kreeg een bedrag van 6 cijfers toen hij het contract tekende.

  • business = bedrijf, zaak
  • businessman = zakenman
  • That man looks like a real businessman.

    Die man ziet eruit als een echte zakenman.

  • company = bedrijf
  • My father and uncle run a software company.

    Mijn vader en oom runnen een software bedrijf.

  • (to) develop = ontwikkelen
  • edible = eetbaar
  • You can eat the chocolate bar, but the wrapping isn´t edible.

    Je kunt de chocoladereep eten, maar de verpakking is niet eetbaar.

  • figure = cijfer
  • fortune = fortuin
  • He's a millionaire, so he must have a fortune.

    Hij is miljonair, dus hij moet een fortuin hebben.

  • million = miljoen
  • I wish I had a million euros.

    Ik wilde dat ik een miljoen euro had.

  • (to) raise = inzamelen
  • recipe = recept
  • That dessert is delicious. Can I have the recipe?

    Dat toetje is heerlijk. Mag ik het recept hebben?

  • auction = veiling
  • At an auction, people can bid on items.

    Op een veiling kunnen mensen op voorwerpen bieden.

  • charity = liefdadigheidsinstelling
  • The Red Cross is an example of a charity.

    Het Rode Kruis is een voorbeeld van een liefdadigheidsinstelling.

  • (to) donate = doneren, geven
  • enormous = enorm
  • The apartment they live in is enormous.

    Het appartement waar zij in wonen is enorm.

  • fancy = blits
  • My brother's car is very fancy.

    De auto van mijn broer is erg blits.

  • (to) order = bestellen
  • (to) own = bezitten
  • possession = bezit
  • That AudiR8 is mine. It's my possession.

    Die AudiR8 is van mij. Het is mijn bezit.

  • (to) support = steunen