This bag is really cheap. It's a bargain.
Deze tas is echt goedkoop. Het is een koopje.
A merchant sells his goods at the market.
Een marktkoopman verkoopt zijn goederen op de markt.
I never have any money in my purse. I'm always broke.
Ik heb nooit geld in mijn portemonnee. Ik ben altijd blut.
My uncle's villa is worth two million pounds.
De villa van mijn oom is twee miljoen pond waard.