Engels : Nederlands area = gebied (to) lend / [(to) borrow] = lenen colleague = collega (to) drop off = afzetten (to) explore = verkennen gas tank = benzinetank heaven = zalig [(to) lend] / (to) borrow = lenen When she used to talk about Mr. Kane, did she ever [mention] Rosebud? = noemen moped = brommer plenty of = genoeg rate = tarief repairman = monteur spark plug = bougie