Engels : Nederlands calm down = Rustig maar to [change your mind] = van gedachten veranderen cheer up = kop op to [fall in love] = verliefd worden (to) feel (sorry) for = medelijden hebben met (to) give up = opgeven (to) handle = omgaan met (to) imagine = zich voorstellen Never mind = Het geeft niets (to) plan = plannen position = positie (to) reassure = geruststellen (to) relate = inkomen [rush] / hurry = haast still = nog steeds (to) work out = goedkomen It's all right. I'm gonna be home in an hour. Don't [worry]. = zich zorgen maken