Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • research = onderzoek (het)
  • it appears = blijkt
  • hate = hekel (de)
  • housekeeping = huishouden (het)
  • per cent = procent
  • really = werkelijk
  • true = zo
  • shopping = aan het winkelen
  • not al all = helemaal niet
  • cook = kook
  • make coffee = zet koffie
  • though I say so myself = al zeg ik het zelf
  • daily = dagelijkse
  • tidy = opruimen
  • plants = planten
  • give = geven
  • dishes/ washing-up = afwas (de)
  • hoover/ vacuum = stofzuigen
  • laundry = was (de)
  • kind = soort
  • things = zaken
  • payment = betaling (de)
  • on payment = tegen
  • naturally = uiteraard
  • may = mogen
  • pleasure = plezier (het)
  • hobby = hobby (de)
  • hard = hard
  • washing-machine = wasmachine (de)
  • worked = werkte
  • past = verleden
  • take = neem
  • earns = verdient
  • takes care of = zorgt
  • cleans = maakt schoon
  • modern = modern
  • students = studenten
  • impossible = onmogelijk
  • dirty = vies
  • bathroom = badkamer (de)
  • toilet = toilet (het)
  • tasks = taken
  • indeed = inderdaad
  • divided = verdeeld
  • did = deden
  • complete = volledige
  • job = baan (de)
  • half = halve
  • greater = grootste
  • he or she who = degene
  • first = het eerst
  • do the dishes = wassen af