- Engels Nederlands
- kitchen sink = aanrecht
- connection = aansluiting
- number = aantal
- behind = achter
- activity = activiteit
- all = alle
- apparatus/machine = apparaat
- equipment = apparatuur
- bath = bad / ligbad
- bathroom = badkamer
- to bake/to fry = bakken
- balcony = balkon
- bank/sofa = bank
- bed = bed
- started = begonnen
- important = belangrijk
- to experience = beleven
- soon/before long = binnenkort
- glad/happy = blij
- farm = boerderij
- small boat = bootje
- slice of bread/sandwich = boterham
- above/upstairs = boven
- desk = bureau
- computer = computer
- roof = dak
- duvet/bed quilt = dekbed
- door = deur
- direct/straight = direct
- several/various = diverse
- shower = douche
- drink = drinken
- clothes dryer = droger
- family house = eengezinswoning
- dining table = eettafel
- etcetera = enzovoort
- to look like = eruit zien
- te experience = ervaren
- exam = examen
- extra = extra
- flat/apartment building = flat
- cooker = fornuis
- happened = gebeurd
- stayed = gebleven
- gone down/decreased = gedaald
- gone = gegaan
- goat = geit
- come = gekomen
- to enjoy = genieten
- passed/succeeded = geslaagd
- gone up/increased = gestegen
- stopped = gestopt
- married = getrouwd
- been = geweest
- become/got = geworden
- failed = gezakt
- sink = gootsteen
- curtain = gordijn
- city canal/canal = gracht
- house along a canal = grachtenpand
- hall = hal
- hangs = hangt
- very = heel
- complete/entire = hele
- to repeat = herhalen
- the same = hetzelfde
- dog = hond
- hopefully = hoop / hopelijk
- to love/to like = houden van
- rented house = huurhuis
- mortgage = hypotheek
- mortgage cost = hypotheekkosten
- division/lay-out = indeling
- internet = internet
- to surf the Net = internetten
- news = journaal
- side = kant
- cupboard = kast
- cat = kat
- cellar/basement = kelder
- kitchen = keuken
- children's farm = kinderboerderij
- chicken = kip
- class room = klas
- carpet = kleed / tapijt
- to do odd jobs = klussen
- fridge = koelkast
- owner-occupied house = koophuis
- small cup = kopje
- tap = kraan
- cushion/pillow = kussen
- lamp = lamp
- laptop/notebook = laptop
- lies = ligt
- to stay = logeren
- walk = loop
- walking distance = loopafstand
- lottery = loterij
- microwave oven = magnetron
- e-mail = mail
- estate agent = makelaar
- medical centre = medisch centrum
- minimal/at least = minimaal
- vegetable garden = moestuin
- nature = natuur
- new buildings = nieuwbouw
- new house/newly built house = nieuwbouwwoning
- one more time/once more = nog een keer
- elephant = olifant
- under = onder
- accident = ongeluk
- to discover/to find out = ontdekken
- ever = ooit
- open = open
- oven/furnace = oven
- remaining/other = overige
- picture/illustration = plaatje
- place/city = plaats
- beautiful/magnificent = prachtig
- printer = printer
- window = raam
- to smoke = roken
- round = rond
- large/spacious = ruim
- quiet = rustige
- to live together = samenwonen
- sauna = sauna
- scheme = schema
- painting = schilderij
- to clean = schoonmaken
- chimney = schoorsteen
- shed/barn = schuur
- bedroom = slaapkamer
- to sleep = slapen
- text message = sms-je
- mirror = spiegel
- chair = stoel
- beach = strand
- student = student
- student room = studentenkamer
- to study = studeren
- cake = taart
- table = tafel
- tooth = tand
- against = tegen
- opposite = tegenover
- to draw/to make a drawing = tekenen
- drawing = tekening
- text = tekst
- television = televisie
- teapot = theepot
- toilet = toilet
- garden = tuin
- to garden/to work in the garden = tuinieren
- between/among = tussen
- TV = tv
- type = type
- view = uitzicht
- vase = vaas
- starting from/from = vanaf
- to sail/to go by boat = varen
- stairs / staircase = (vaste) trap
- changed = veranderd
- moved house = verhuisd
- to lose = verliezen
- to tell = vertellen
- heating = verwarming
- via = via
- to fly = vliegen
- for/before/in front of = voor
- to provide with/to provide/to equip with/to equip = voorzien
- facility = voorziening
- toilet/lavatory = wc
- few/little = weinig
- alarm clock = wekker
- to live = wonen
- house/dwelling = woning
- oneself/oneselves = zelf
- to remember = zich herinneren
- as/like = zoals
- attic/loft = zolder
- swimming pool = zwembad
- with it = ermee
- to sit/to be seated = zitten
- semidetached house = twee-onder-een-kap woning
- detached = vrijstaand
- shared = gedeelde
- to earn = verdienen
- on = aan
- along = mee
- brush = poetsen
- to = te
- trouble = last
- study/workroom = werkkamer
- at = om
- to match with = horen bij
- in/per = per
- to stand/to be situated = staan
- washbasin = wastafel
- back garden = achtertuin
- cooker hood = afzuigkap
- desk lamp = bureaulamp
- desk chair = bureaustoel
- house of your dreams = droomhuis
- hobby room = hobbykamer
- built-in wardrobe = inbouwkast
- wardrobe = kledingkast
- pedestal cupboard/night table = nachtkastje
- driving test = rijexamen
- terraced house = rijtjeshuis
- coffee table = salontafel
- playground = speeltuin
- study/study room = studeerkamer
- expansion = uitbouw
- dishwasher = vaatwasser
- front door = voordeur
- front garden = voortuin
- washing machine = wasmachine
- living room = woonkamer