NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Engels
Cambridge University Press
English in Mind Second edition
A1 - Deel Starter - 2e editie
Hoofdstuk 3 - She lives in Washington
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Engels
Nederlands
above
=
boven
again
=
opnieuw
alive
=
levend
also
=
ook
article
=
artikel
at
=
op
aunt
=
tante
bad
=
slecht
Bangladesh
=
Bangladesh
big
=
groot
both
=
beide
bowling
=
bowlen
brother
=
broer
busy
=
bezig
to buy
=
kopen
cartoon
=
tekenfilm
children
=
kinderen
city / town
=
stad
country
=
land
cousin
=
neef / nicht
daughter
=
dochter
day
=
dag
dead
=
dood
different
=
verschillend
dog
=
hond
to draw
=
tekenen
to drive
=
rijden
duty
=
taak
each
=
ieder
every
=
elk
factory
=
fabriek
family
=
familie
family tree
=
familieboom
father
=
vader
to fill in
=
invullen
first lady
=
first lady
form
=
vorm
French
=
Frans
fruit
=
fruit
to go shopping
=
gaan winkelen
grandfather
=
grootvader
grandmother
=
grootmoeder
grandparent
=
grootouder
grocery
=
kruidenierswinkel
happy
=
gelukkig
to have
=
hebben
to have a fight
=
vechten
him
=
hem
house
=
huis
husband
=
echtgenoot
important
=
belangrijk
job
=
baan
lady
=
dame
to live
=
wonen
to love
=
houden van
to meet
=
ontmoeten
middle
=
midden
millions
=
duizenden
missing
=
ontbrekend
money
=
geld
more
=
meer
mother
=
moeder
near
=
dichtbij
open
=
geopend
own
=
eigen
paragraph
=
paragraaf
people
=
mensen
Portuguese
=
Portugees / Portugese
present
=
cadeau
president
=
president
project
=
project
to rent
=
huren
room
=
kamer
to save
=
sparen
school
=
school
secretary
=
secretaresse
to see
=
zien
to sell
=
verkopen
shop
=
winkel
shopping
=
winkelen
sister
=
zus
space
=
ruimte
spelling
=
spelling
student
=
student
to study
=
studeren
to swap
=
ruilen
teacher
=
leraar / lerares
teenage
=
tiener
two
=
twee
uncle
=
oom
until
=
tot
very
=
erg / heel
water
=
water
way
=
afstand
wife
=
echtgenote
woman
=
vrouw
to work
=
werken
such
=
zo'n
Swiss
=
Zwitsers / Zwitser
to take
=
meenemen
to tell
=
vertellen
terrible
=
verschrikkelijk
their
=
hun
them
=
hen
theme park
=
pretpark
they
=
zij
to think
=
denken
three
=
drie
time
=
tijd
title
=
titel
today
=
vandaag
together
=
samen
to try
=
proberen
to underline
=
onderstrepen
us
=
ons
to want
=
willen
we
=
wij
when
=
wanneer
you
=
jij / u
your
=
jouw / uw
yourself
=
jezelf / uzelf