NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Engels
Cambridge University Press
English in Mind Second edition
A1 - Deel Starter - 2e editie
Hoofdstuk 12 - He was only 22
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Engels
Nederlands
accident
=
ongeluk / ongeval
afternoon
=
namiddag
to be born
=
geboren worden
to borrow
=
lenen
cardboard
=
karton
child
=
kind
could
=
kunnen
crash
=
ongeluk
to crash
=
verongelukken
date
=
datum
eighth
=
achtste
fault
=
schuld
fourteenth
=
veertiende
fourth
=
vierde
free
=
vrij
gran
=
oma
ground
=
grond
hat
=
hoed
head
=
hoofd
to hear
=
horen
helmet
=
helm
history
=
geschiedenis
hit
=
hit
to hit
=
slaan
hospital
=
ziekenhuis
to hurt
=
pijn doen
laptop
=
laptop
last
=
laatst
later
=
later
to matter
=
schelen
to mime
=
nabootsen
neighbour
=
buurman / vrouw
ninety-nine
=
negenennegentig
ninth
=
negende
ordinal
=
rangtelwoord
paint
=
verf
pilot
=
piloot
plane
=
vliegtuig
poor
=
arm
possible
=
mogelijk
roof
=
dak
second
=
tweede
seventeenth
=
zeventiende
seventh
=
zevende
sixth
=
zesde
sixty-eight
=
achtenzestig
six-year-old
=
zesjarig (e)
skateboarding
=
skateboarden
snow
=
sneeuw
stepladder
=
trapladder
suddenly
=
opeens
surprised
=
verrast
tenth
=
tiende
third
=
derde
thirteenth
=
dertiende
thirtieth
=
dertigste
toy
=
speelgoed
tray
=
dienblad
tube
=
tube
twelfth
=
twaalfde
twentieth
=
twintigste
twenty-seventh
=
zevenentwintigste
wind
=
wind
wonderful
=
geweldig
young
=
jong
piece
=
stuk
to plan
=
plannen
poem
=
gedicht
poet
=
dichter (es)
pumpkin
=
pompoen
to replace
=
vervangen
scarf
=
sjaal
Scottish
=
Schots
season
=
seizoen
September
=
september
several
=
enkele
sheep
=
schaap
shirt
=
overhemd
shoe
=
schoen
size
=
maat
skirt
=
rok
socks
=
sokken
spring
=
lente
to start
=
beginnen
stone
=
steen
summer
=
zomer
syllable
=
lettergreep
tartan
=
Schotse ruit
Tattoo
=
tatoeëring
through
=
door
to throw
=
gooien
tradition
=
traditie
trainers
=
sportschoenen
treat
=
traktatie
trick
=
streek / bedrog
trip
=
uitstapje
trousers
=
broek
trunk
=
boomstam
type
=
soort
warm
=
warm
warmth
=
warmte
winter
=
winter
witch
=
heks
women
=
vrouwen
waiter
=
ober
which
=
welk
to worry
=
zorgen maken
would
=
zou
yuck
=
bah
tomorrow
=
morgen
topic
=
onderwerp
total
=
totaal
tour
=
rondreis
tourist
=
toerist
train
=
trein
to travel
=
reizen
travel card
=
voordeelkaart
twenty-one
=
eenentwintig
university
=
universiteit
to visit
=
bezoeken
visitor
=
bezoeker
to watch
=
kijken
wax
=
was
world
=
wereld
wrong
=
verkeerd
year
=
jaar
you're welcome
=
graag gedaan