Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • aged = jaar oud / op ... jarige leeftijd
  • ambassador = ambassadeur
  • badly = ernstig
  • to become = worden
  • to break = breken
  • century = eeuw
  • clever = slim
  • to control = beheersen
  • decision = beslissing
  • detective = detective
  • to die = overlijden
  • disappearance = verdwijning
  • educated = ontwikkeld / beschaafd
  • education = opleiding
  • to end = eindigen
  • France = Frankrijk
  • to get married / to marry = trouwen
  • grammar = grammatica
  • heart = hart
  • ill = ziek
  • irregular = onregelmatig
  • King = koning
  • Korea = Korea
  • Korean = Koreaans
  • language = taal
  • Latin = Latijn
  • law = wet
  • lion = leeuw
  • literature = literatuur
  • moon = maan
  • mysterious = geheimzinnig
  • noun = zelfstandig naamwoord
  • novel = roman
  • nurse = verpleegster
  • Olympic Games = Olympische Spelen
  • period = tijd
  • police = politie
  • to practise = oefenen
  • prison = gevangenis
  • questionnaire = questionnaire
  • quietly = stil
  • quiz = quiz
  • radio = radio
  • regular = regelmatig
  • rest = rest
  • riding = paardrijden
  • slow = traag
  • slowly = langzaam
  • soldier = soldaat
  • state = toestand
  • thank-you = bedankje
  • to understand = begrijpen
  • USA = VS (Verenigde Staten)
  • war = oorlog
  • thirtieth = dertigste
  • toy = speelgoed
  • tray = dienblad
  • tube = tube
  • twelfth = twaalfde
  • twentieth = twintigste
  • twenty-seventh = zevenentwintigste
  • wind = wind
  • wonderful = geweldig
  • young = jong
  • piece = stuk
  • to plan = plannen
  • poem = gedicht
  • poet = dichter (es)
  • pumpkin = pompoen
  • to replace = vervangen
  • scarf = sjaal
  • Scottish = Schots
  • season = seizoen
  • September = september
  • several = enkele
  • sheep = schaap
  • shirt = overhemd
  • shoe = schoen
  • size = maat
  • skirt = rok
  • socks = sokken
  • spring = lente
  • to start = beginnen
  • stone = steen
  • summer = zomer
  • syllable = lettergreep
  • tartan = Schotse ruit
  • Tattoo = tatoeëring
  • through = door
  • to throw = gooien
  • tradition = traditie
  • trainers = sportschoenen
  • treat = traktatie
  • trick = streek / bedrog
  • trip = uitstapje
  • trousers = broek
  • trunk = boomstam
  • type = soort
  • warm = warm
  • warmth = warmte
  • winter = winter
  • witch = heks
  • women = vrouwen
  • waiter = ober
  • which = welk
  • to worry = zorgen maken
  • would = zou
  • yuck = bah
  • tomorrow = morgen
  • topic = onderwerp
  • total = totaal
  • tour = rondreis
  • tourist = toerist
  • train = trein
  • to travel = reizen
  • travel card = voordeelkaart
  • twenty-one = eenentwintig
  • university = universiteit
  • to visit = bezoeken
  • visitor = bezoeker
  • to watch = kijken
  • wax = was
  • world = wereld
  • wrong = verkeerd
  • year = jaar
  • you're welcome = graag gedaan