Engels : Nederlands ago = geleden alright = goed / in orde better = beter bigger = groter busier = drukker car = auto cheap = goedkoop closer = dichterbij to compare = vergelijken cup = kopje dangerous = gevaarlijk to decide = beslissen diving = duiken easy = gemakkelijk to enter = meedoen to forget = vergeten friendlier = vriendelijker hot = heet newspaper = krant option = keuze owner = eigenaar quiet = stil quieter = stiller relaxing = ontspannen safe = veilig sea = zee to see / to watch = kijken sick = ziek tall = lang transport = vervoer worse = erger piece = stuk to plan = plannen shirt = overhemd shoe = schoen size = maat skirt = rok socks = sokken spring = lente summer = zomer to throw = gooien trousers = broek warm = warm winter = winter women = vrouwen waiter = ober tomorrow = morgen tourist = toerist train = trein to travel = reizen to visit = bezoeken visitor = bezoeker world = wereld wrong = verkeerd you're welcome = graag gedaan