Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • about = ongeveer / over
  • actor = acteur
  • after = na
  • afternoon = (na)middag
  • again = opnieuw
  • age = leeftijd
  • always = altijd
  • artistic = kunstzinnig
  • away = weg
  • back = terug
  • to be good at = goed zijn in
  • beach = strand
  • bee = bij
  • beehive = bijenkorf
  • beekeeping = bijenteelt
  • bike = fiets
  • Biology = biologie
  • book = boek
  • boy = jongen
  • breakfast = ontbijt
  • British = Brits / Brit
  • Chemistry = scheikunde
  • cinema = bioscoop
  • class = klas
  • club = vereniging
  • to come round = langskomen
  • to complete = invullen
  • computer = computer
  • creative = creatief
  • curriculum = studiepakket
  • to dance = dansen
  • day = dag
  • different = verschillend
  • Drama = toneel
  • early = vroeg
  • email = e-mail
  • England = Engeland
  • English = Engels
  • example = voorbeeld
  • false = onwaar
  • to feed = voeden
  • France = Frankrijk
  • French = Frans / Fransman
  • fun = plezier
  • Geography = aardrijkskunde
  • to get up = opstaan
  • group = groep
  • guitar = gitaar
  • gymnastics = gymnastiek
  • to have to = moeten
  • History = geschiedenis
  • hive = korf
  • hobby = hobby
  • honey = honing
  • horse = paard
  • ice cream = ijs
  • ICT = ICT
  • idea = idee
  • information = informatie
  • Information and Communication Technology = Informatie- en Communicatietechnologie
  • interest = belangstelling
  • Internet = Internet
  • interview = interview
  • interviewer = interviewer
  • jazz = jazz
  • to know = weten
  • lake / more = meer
  • last = vorig
  • to learn = leren
  • to like = aardig vinden
  • to listen (to) = luisteren (naar)
  • to live = wonen
  • to love = houden van
  • lunchtime = lunchtijd
  • magazine = tijdschrift
  • magician = goochelaar
  • match = wedstrijd
  • Maths = wiskunde
  • to meet = ontmoeten
  • million = miljoen
  • music = muziek
  • near = dichtbij
  • number = nummer
  • once (a week) = eens (per week)
  • orchestra = orkest
  • to paint = schilderen
  • parent = ouder
  • photograph = foto
  • photography = fotografie
  • Physics = natuurkunde
  • to play = spelen
  • pop music = popmuziek
  • pottery = aardewerk
  • to practise = oefenen
  • to produce = produceren
  • regularly = dikwijls
  • to ride = fietsen
  • rule = regel
  • to run = rennen
  • sailing = zeilen
  • school = school
  • science = wetenschap
  • to sell = verkopen
  • to spend (money) = uitgeven
  • sport = sport
  • spring = lente
  • to study = studeren
  • subject = vak
  • summer = zomer
  • Sunday = zondag
  • swimming = zwemmen
  • to take a photo = een foto nemen
  • to teach = onderwijzen
  • tennis = tennis
  • theatre = theater
  • three = drie
  • trombone = schuiftrompet
  • twice (a year) = tweemaal (per jaar)
  • two = twee
  • typical = typisch
  • volleyball = volleybal
  • Wales = Wales
  • to wash = wassen
  • week = week
  • to write = schrijven
  • year = jaar