Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • ago = geleden
  • alibi = alibi
  • angry = kwaad
  • another = nog één
  • anyway = toch
  • to arrive = aankomen
  • athlete = atleet
  • August = augustus
  • Austria = Oostenrijk
  • awful = verschrikkelijk
  • bad = erg
  • basketball = basketbal
  • to beat = verslaan
  • to begin = beginnen
  • board = plank
  • bowling = bowling
  • cake = gebak
  • champion = kampioen
  • championship = kampioenschap
  • cold = koud
  • cookery = kookkunst
  • cycling = fietsen
  • delicious = heerlijk
  • diary = dagboek
  • equipment = apparatuur
  • to explain = uitleggen
  • February = februari
  • to feel = voelen
  • final = eind
  • friendship = vriendschap
  • gold medal = gouden medaille
  • historic = historisch
  • honest = eerlijk
  • horrible = afschuwelijk
  • hot = heet
  • to hurt = kwetsen
  • ice hockey = ijshockey
  • immediately = onmiddellijk
  • to invent = uitvinden
  • invitation = uitnodiging
  • to invite = uitnodigen
  • Italian = Italiaans
  • Japan = Japan
  • joke = grap
  • June = juni
  • to long jump = verspringen
  • medal = medaille
  • to meet = ontmoeten / bijeenkomen
  • mistake = fout
  • morning = ochtend
  • mystery = onbekend
  • natural = normaal
  • Olympic Games = Olympische Spelen
  • player = speler
  • possible = mogelijk
  • puzzle = puzzel
  • to react = reageren
  • real = echt
  • reason = reden
  • relationship = relatie
  • reporter = verslaggever
  • Saturday = zaterdag
  • to send = sturen
  • shooting = schieten
  • to show = tonen
  • silk = zijde
  • silver = zilver
  • skateboarding = skateboarden
  • skiing = skiën
  • snowboarding = snowboarden
  • sound = geluid
  • to suggest = voorstellen
  • surprised = verrast
  • surprising = verrassend
  • to talk to = praten met
  • team = ploeg
  • through = via / doorzetten
  • tired = moe
  • train = trein
  • translator = vertaler
  • trouble = problemen
  • unhappy = ongelukkig
  • to upload = opladen
  • warm = warm
  • to wave = wuiven
  • Wednesday = woensdag
  • wheel = wiel
  • wrong = verkeerd
  • yesterday = gisteren