Engels : Nederlands (to) approach = benaderen (a) blast = stoot (to) brag = opscheppen bucket = emmer (to) carry out = uitvoeren (to) flush = doorspoelen (to) pinpoint = precies lokaliseren possessions = bezittingen (to) rearrange = herordenen (to) sneak = sluipen spare key = reservesleutel upside down = op de kop