Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • across = door / over
  • adventure holiday = avontuurlijke vakantie
  • adventurous = avontuurlijk
  • along = langs
  • aquatic = water
  • area = gebied
  • arrangement = overeenkomst
  • Art = kunst
  • attraction = attractie
  • baked beans = witte bonen in tomatensaus
  • Bangkok = Bangkok
  • bed and breakfast = logies met ontbijt
  • boat = boot
  • boot = laars
  • brilliant = schitterend
  • camping = kamperen
  • campsite = camping
  • Canada = Canada
  • canoeing = kanoën
  • capital = hoofdstad
  • cassette = cassette
  • cent = cent
  • centre = centrum
  • climate = klimaat
  • climbing = bergbeklimmen
  • coach = bus
  • coast = kust
  • coastline = kustlijn
  • to combine = combineren
  • competition = wedstrijd
  • to conserve = in stand houden
  • cruise = cruise
  • currency = valuta
  • cutlery = bestek
  • date = datum
  • day after tomorrow = overmorgen
  • December = december
  • to describe = beschijven
  • destination = bestemming
  • to dive / diving = duiken
  • diver = duiker
  • doubt = twijfel
  • dreadful = vreselijk
  • Egypt = Egypte
  • elephant = olifant
  • excellent = voortreffelijk
  • to faint = flauwvallen
  • to fall = dalen
  • fan = liefhebber
  • fault = schuld
  • ferry = veerboot
  • figure = cijfer
  • gallery = galerie
  • golf = golf
  • Greece = Griekenland
  • habitat = natuurlijke woonplaats
  • harbour = haven
  • hiking = wandelen
  • to hire = huren
  • hostel = herberg
  • hundred = honderd
  • ideal = ideaal
  • international = internationaal
  • Ireland = Ierland
  • kayaking = kajakken
  • to look forward to = uitkijken naar
  • May = mei
  • mountain = berg
  • museum = museum
  • November = november
  • to offer = bieden
  • outdoor = buiten (shuis)
  • outdoors = buiten
  • parachuting = parachutespringen
  • path = paadje
  • penguin = pinguin
  • plan = plan
  • plane = vliegtuig
  • pleasant = aangenaam
  • popular = populair
  • population = bevolking
  • present = geschenk
  • to pull = trekken
  • range = reeks
  • resort = vakantieoord
  • rock = rots
  • scenery = landschap
  • scuba diving = onderwaterzwemmen
  • setting = omgeving
  • shark = haai
  • shipwreck = scheepswrak
  • sight = bezienswaardigheid
  • sightseeing = bezoeken van bezienswaardigheden
  • Slovenia = Slovenië
  • snorkelling = snorkelen
  • souvenir = souvenir
  • sunbathing = zonnebaden
  • sunny = zonnig
  • teens = tienerjaren
  • Thailand = Thailand
  • Thursday = donderdag
  • tin opener = blikopener
  • toothache = kiespijn
  • tourist = toerist
  • trip = uitstapje
  • unforgettable = onvergetelijk
  • volunteer = vrijwilliger
  • weather = weer
  • wildlife = dierenrijk
  • winter = winter
  • wooden = houten
  • youth hostel = jeugdherberg