Engels : Nederlands
puff adder = pofadder
spider = spin
scorpion = schorpioen
lion = leeuw
elephant = olifant
cheetah = jachtluipaard
hyena = hyena
wildlife = flora en fauna
wild animals = wilde dieren
nut = noot
berry = bes
snake = slang
butterfly = vlinder
leopard = luipaard
safari = safari
zoo = dierentuin
tiger = tijger
ocean = oceaan
hill = heuvel
mountain = berg
jungle = jungle
river = rivier
desert = woestijn
lake = meer
beach = strand
island = eiland
forest = bos
small = klein
big = groot
dry = droog
early = vroeg
beautiful = mooi
better (good) = beter (goed)
worse (bad) = slechter (slecht)
high = hoog
vulture = gier
kill = vangst
antelope = antilope
can = kunnen
can't = niet kunnen
ice = ijs
freezing = ijskoud
sunny = zonnig
rainy = regenachtig
humid = vochtig
windy = winderig
wet = nat
cloudy = bewolkt
foggy = mistig
cold = koud
hot = heet
north = noorden
south = zuiden
medicine = medicijn
dangerous = gevaarlijk
courage = moed
to get married = trouwen
brave = dapper
temperature = temperatuur
on record = vastgelegd
extreme = extreem
lovely = schattig