Engels : Nederlands (to) rehearse = repeteren / oefenen (to) memorise = uit het hoofd leren (to) recite = opzeggen / voordragen by heart = uit het hoofd run-of-the-mill = alledaags / gewoon perspective = perspectief horrendous = afgrijselijk frantically = uitzinnig / wanhopig (to) hurtle = denderen / razen (to) swerve = uitwijken / zwenken soothing = verzachtend reckless = roekeloos (to) turn up = aankomen / verschijnen to [stand out] = zich onderscheiden to [pull up] = stoppen / (kort) parkeren (to) take up = aannemen to [break down] = stuk gaan to [step in] = zich mengen in / bemiddelen to [take on] = op zich nemen / aannemen (to) turn out = blijken / uitpakken to [bring sb luck] = iemand geluk brengen to [be in luck] = geluk hebben bad luck = pech gehad Better luck next time = Volgende keer beter As luck would have it = gelukkig beginner's luck = beginnersgeluk to [push sb's luck] = het lot tarten serendipity = toeval / toevalstreffer frustrating = frustrerend (to) eradicate = uitschakelen anaesthesia = verdoving numerous = veel / vele sip = sipje After all… = per slot van rekening / immers now and again = af en toe that is = bedoel ik What have you got to lose? = Wat heb je te verliezen? assuming = Er van uitgaand dat We'll sort something out = We lossen het wel op all over = Overal all over again = helemaal opnieuw (to) fall over = (om-)vallen overall = over het algemeen just over = iets meer dan to [go over] = (nog eens) doornemen / ingaan op