Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • complaint = klacht
  • head office = hoofdkantoor
  • explanation = uitleg
  • to apologise = verontschuldigen
  • quickly = snel
  • disappointed = teleurgesteld
  • to purchase / to buy = kopen
  • to raise problems = problemen veroorzaken
  • to appreciate = op prijs stellen
  • to transfer money = geld overmaken
  • packing = verpakking
  • news letter = nieuwsbrief
  • crisps = chips
  • flavours = smaken
  • voucher = tegoedbon
  • ad = advertentie
  • cat food = kattenvoer
  • video games = videospellen
  • game console = spelcomputer
  • apparently = blijkbaar
  • to shrink = krimpen
  • stitching = stiksel
  • to agree = overeenkomen
  • to refund = vergoeden
  • inconvenience = ongemak
  • proud = trots
  • ready-to-go meals = kant-en-klaar maaltijden
  • carrots = wortelen
  • peas = erwten
  • according to = volgens
  • to be willing to = bereid zijn om
  • shelf space = plankruimte
  • representative = vertegenwoordiger
  • to drop by = langskomen
  • wedding = bruiloft
  • guests = gasten
  • experience = ervaring
  • banquet = banket
  • wedding cake = bruidstaart
  • price list = prijslijst
  • finally = tenslotte
  • wedding location = trouwlocatie
  • to reply = antwoorden
  • previous = vorige
  • at the last minute = op het laatste moment
  • charge = toeslag
  • at our disposal = tot onze beschikking
  • boutique = boetiek
  • necklace = halsketting
  • assortment = assortiment
  • quiet = rustig
  • groceries = boodschappen
  • to escort = begeleiden
  • cardboard = karton
  • parking lot = parkeerplaats
  • parking space = parkeervak
  • precautions = voorzorgsmaatregelen
  • to maintain = handhaven
  • display case = vitrine
  • suitcase = koffer
  • sold out = uitverkocht
  • in vain = voor niets
  • interest = belangstelling
  • separately = apart
  • screen = beeldscherm
  • viewable = zichtbaar
  • diagonally = diagonaal
  • weight = gewicht
  • decision = beslissing
  • shiny = glanzend
  • untreated = onbehandeld
  • daylight = daglicht
  • suit = kostuum
  • receipt = bonnetje
  • effort = moeite
  • work meeting = werkbespreking
  • to make notes = aantekeningen maken