Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • deposit = aanbetaling
  • recommendation = aanbeveling
  • arrival = aankomst
  • notice = aankondiging
  • successive = achtereenvolgend
  • atrocious = afschuwelijk slecht
  • craft = ambacht
  • cancel = annuleren
  • cancellation = annulering
  • reply = beantwoorden
  • amount = bedrag
  • courteous = beleefd
  • policy = beleid
  • approach = benadering
  • achieve = bereiken
  • modest = bescheiden
  • available = beschikbaar
  • availability = beschikbaarheid
  • regarding = betreffende
  • confirm = bevestigen
  • confirmation = bevestiging
  • collapse = bezwijken
  • contribute = bijdragen
  • message = boodschap
  • holiday park = bungalowpark
  • duvet = dekbed
  • fatal = dodelijk
  • triple = driepersoonskamer
  • goal = doel
  • obliged = erkentelijk
  • fair(ly) = fatsoenlijk,eerlijk
  • form = formulier
  • rickety = gammel
  • estimated = geschat
  • event = geval
  • graph = grafiek
  • reconfirm = herbevestigen
  • peak season = hoogseizoen
  • highlight = hoogtepunt
  • hotelier = hoteleigenaar
  • attitude = houding
  • recourse = hulp
  • impressive = indrukwekkend
  • enter = invoeren
  • complete = invullen
  • clog = klomp
  • cramped = krap
  • vibrant = levendig
  • draw = loterij
  • luxury = luxe
  • boost = omhoog jagen
  • ignorant = onkundig
  • immediate(ly) = onmiddellijk
  • unlikely = onwaarschijnlijk
  • revenue = opbrengst
  • exceed = overtreffen
  • consider = overwegen
  • per night = per nacht
  • per person = per persoon
  • personal = persoonlijk
  • personnel/staff = personeel
  • stunning = prachtig
  • achievement = prestatie
  • arrange = regelen
  • reservationist = reserveringsmedewerker
  • reservation number = reserveringsnummer
  • space = ruimte
  • sparse = schaars
  • barn = schuur
  • apply = solliciteren
  • track = spoor
  • bunk bed = stapelbed
  • in flux = steeds veranderen
  • rate = tarief
  • refund = terugbetaling
  • admission = toegang
  • tack = toevoegen
  • display = tonen
  • peat = turf
  • in advance/beforehand = van tevoren
  • require = vereisen
  • increase = verhogen
  • explore = verkennen
  • diminish = verkleinen
  • decrease = verlagen
  • provide = verlenen
  • avoid = vermijden
  • assume = veronderstellen
  • relocate = verplaatsen
  • appalling = verschrikkelijk
  • departure = vertrek
  • confidential(ly) = vertrouwelijk
  • confusion = verwarring
  • assure = verzekeren
  • request = verzoeken
  • square = vierkant
  • quad = vierpersoonskamer
  • meet = voldoen aan
  • fully booked = volgeboekt
  • packed = vol staan
  • prefer = voorkeur geven aan
  • prevent = voorkomen
  • prepayment = vooruitbetaling
  • amenity = voorziening
  • safeguard = waarborgen
  • miserable = waardeloos
  • recognize = waarderen
  • meadow = weide
  • disease = ziekte