Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • Daily running = Dagelijkse leiding
  • To assign to = Toewijzen aan
  • Interface = Contactpersoon
  • To generate = Voortbrengen
  • Brand = Merk
  • To solve = Oplossen
  • To refer to = Verwijzen naar
  • To source = Op zoek naar
  • To audit = Controleren
  • Finances = Financiën
  • Development = Ontwikkeling
  • In the field of = Op het gebied van
  • Lighting = Verlichting
  • Light fixture = Lichtarmatuur
  • LED-lighting = LED-verlichting
  • Put on the market = Op de markt gebracht
  • Regular = Gewoon
  • Competitor = Concurrent
  • Clothing store = Kledingwinkel
  • Quotation = Offerte
  • Loyal = Trouw
  • To approach = Benaderen
  • fifty per cent less = De helft minder
  • Installation team = Installatieteam
  • To respond = Reageren
  • To recognise = Herkennen
  • Favourable = Gunstig
  • Compared to = Ten opzichte van
  • To renovate = Verbouwen
  • Keen price = Scherpe prijs
  • Service department = Servicedienst
  • To draft = Opstellen
  • Predecessor = Voorganger
  • Representative = Vertegenwoordiger
  • To supply = Voorzien
  • Lifespan = Levensduur
  • In view of = Met het oog op
  • In advance = Van tevoren
  • To consider = Overwegen
  • Remaining = Resterend
  • Accommodate with = Voorzien van
  • After = Na afloop
  • Installation = Montage
  • To be honoured = Een eer zijn
  • On the other hand = Daarentegen
  • To react to = Ingaan op
  • To judge = Oordelen
  • Further = Verder
  • Halogen lighting = Halogeenverlichting
  • To guarantee = Garanderen
  • Energy consumption = Energieverbruik
  • Token of appreciation = Teken van waardering
  • On top of = Bovenop
  • To convince = Overtuigen
  • To calculate = Berekenen
  • To look forward to = Tegemoet zien
  • To come over = Langskomen
  • Fate = Lot
  • Security blanket = Veiligheidsnet
  • Obvious = Duidelijk
  • To stammer = Stamelen
  • Engaging = Aansprekend
  • Trustworthy = Betrouwbaar
  • Old-fashioned = Ouderwets
  • To engage = Verbinden
  • Inflection = Toonhoogteverschil
  • Squirrel = Eekhoorn
  • Feature = Kenmerk
  • Benefit = Voordeel
  • Turnover = Omzet
  • Vanity = IJdelheid
  • Sanity = Gezond verstand
  • Specialised in = Gespecialiseerd in
  • Organic = Organisch
  • Skincare = Verzorgingsproduct
  • Chain of pharmacies = Drogisterijketen
  • Shampoo = Shampoo
  • Face cream = Gezichtscrème
  • Sports exhaust = Sportuitlaat
  • Price range = Prijsklasse
  • Share = Aandeel
  • Shareholder = Aandeelhouder
  • Liability = Aansprakelijkheid
  • To borrow = Lenen
  • To repay = Terugbetalen
  • To agree = Overeenkomen
  • Entity = Geheel
  • Bankrupt = Failliet
  • Debt = Schuld