Engels : Nederlands
appeal = aanspreken
bat = vleermuis
bucket = emmer
sandpaper = schuurpapier
sponge = spons
trade = vak, beroep
dazzle = versteld doen staan
feat = presetatie
hooked = verslaafd
mastery = meesterschap, beheersing
peak / [summit] = top
ultimate = ultiem
abilities = bekwaamheden
earn = verdienen
first aid = eerste hulp
fluently = vloeiend
gain = winnen
gross = bruto
nurse = verpleegkundige
occasional = af en toe voorkomend
outgoing = extravert
politician = politicus
qualifications = kwalificaties
qualified = gekwalificeerd, bevoegd
register = kassa
responsibility = verantwoordelijkheid
sales clerk = verkoopmedewerker
skilled = bedreven, bekwaam
vocational degree = diploma beroepsonderwijs
wages = loon
wealth = rijkdom
working hours = werkuren
copy = overschrijven / [exemplaar]
numerous = talrijk
poisonous = giftig
skip rope = touwtje springen
fancy = luxe
life saver = redder in nood
pigsty = zwijnenstal
reference = referentie
starved = uitgehongerd
state-of-the-art = volgens de laatste ontwikkelingen
stick to the subject = erbij blijven
addiction = verslaving
approach = aanpak
fear of failure = faalangst
insomnia = slapeloosheid
kidney injury = nierschade
[peak] / summit = top
pursue = najagen, ambiëren
reward = beloning
apprenticeship = stage
curriculum vitae = cirriculum vitae
enclosed = bijgevoegd
foreign = buitenlands
host / hostess = gastheer / -vrouw
manage = leiding geven
nursing school = opleiding verpleegkundige
on average = gemiddeld
required = verplicht
staff = personeel
[vacancy] / job opportunity = vacature
veterinarian = dierenarts
vocational education = beroepsonderwijs