- Engels Nederlands
- toast = geroosterd brood
- apple juice = appelsap
- bean = boon
- beef = rundvlees
- carrot = wortel
- chicken = kip
- coconut = kokos / kokosnoot
- dish = gerecht / schotel
- experience = ervaring
- herbs = kruiden
- lettuce = sla
- meatball = gehaktbal
- mushroom = champignon
- onion = ui
- orange juice = sinaasappelsap
- pineapple = ananas
- pork = varkensvlees
- potato = aardappel
- rice = rijst
- soft = zacht
- spices = specerijen
- strawberry = aardbei
- add = toevoegen
- bridge = brug
- cable = kabel
- factory = fabriek
- honey = honing
- melt = smelten
- mouth = mond
- paint = schilderen / verven
- peanut = pinda
- plate = bord
- reserve = reserveren / boeken
- soda = frisdrank
- soldier = soldaat
- visitor = bezoeker
- war = oorlog
- boiled egg = gekookt ei
- bone = bot
- chips = patat / friet
- crisps = chips
- cucumber = komkommer
- fish = vis
- fries = patat
- pea = erwt
- potatoes = aardappels
- rubbish = rommel / troep
- sausage = worstje
- soup = soep
- tomato = tomaat
- tomatoes = tomaten
- tooth = tand
- teeth = tanden
- bill / check = rekening
- coat = jas
- coffee = koffie
- kitchen = keuken
- snack = tussendoortje
- tea = thee
- wet = nat