Engels : Nederlands access = toegang Cardboard = karton follow-up = vervolgtraject, check-up gross = smerig laundry = was sanitation = sanitaire voorzieningen sewage pipes = rioolbuizen slum = sloppenwijk community service = maatschappelijke stage [compulsory] / obligated = verplicht contradictory = tegenstrijdig involve = betrekken voluntary work = vrijwilligerswerk arrival = aankomst [bill] / (an) account = rekening commercial = commercieel, handels- confirm = bevestigen departure = vertrek disadvantaged = benadeeld, achtergesteld draught = biertje hike = trektocht home-made = huisgemaakt increase = toenemen mammal = zoogdier participant = deelnemer persuade = overtuigen seafood = vis en zeevruchten wildlife = wilde dieren burp / belch = boeren compulsory / [obligated] = verplicht pat = aaien religious = religieus, religieuze campaign = campagne lecture = de les lezen lose your temper = je geduld verliezen nonsense = onzin state senate = deelstaat-raad total stranger = wildvreemde vote = stemmen, verkiezen yadda, yadda, yadda = bla, bla, bla common = overeenkomstig crossing borders = grenzen oversteken diverse = divers, uiteenlopend pond = vijver separate = verdelen, splitsen vary = verschillen vast = enorm relief / [aid] = hulp home country = thuisland humid = vochtig illiterate = analfabeet litter = troep maken malnourished = ondervoed needy = hulpbehoevenden pollution = vervuiling preserve = behouden rapidly = snel