Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • allowance = zakgeld
  • amount = bedrag
  • anytime = altijd
  • anywhere = Overal
  • argument = ruzie
  • bank account = bankrekening
  • bill = rekening
  • borrow / lend = lenen
  • broke = blut
  • careful = voorzichtig
  • chore = klus in en om huis
  • convenient = handig
  • cost = kosten / kostte / gekost
  • deal = afspraak
  • debit card = bankpas
  • debt = schuld
  • feel = voelen
  • felt = voelde / gevoeld
  • handle money = omgaan met geld
  • interest = rente
  • lent = leende / geleend
  • notice board = mededelingenbord
  • pay = betalen
  • paid = betaalde / betaald
  • purpose = doel
  • raise = verhoging
  • savings = spaargeld
  • savings account = spaarrekening
  • sort = regelen
  • spend = uitgeven
  • spent = gaf uit / uitgegeven
  • tidy = opgeruimd
  • tidy up = opruimen
  • withdraw = opnemen
  • withdrew = nam op
  • withdrawn = opgenomen
  • add = toevoegen
  • allow / permit = toestaan
  • availability = beschikbaarheid
  • bar = balkje
  • bar code = streepjescode
  • cancel = annuleren
  • entry into = toegang tot
  • exchange = ruilen
  • immediately = meteen
  • keep in mind = in gedachten houden
  • lock = slot
  • next to = naast
  • order = bestellen
  • password = wachtwoord
  • price = prijs
  • public transport = openbaar vervoer
  • receipt = bon
  • replace = vervangen
  • right away = onmiddellijk
  • secure = veilig
  • security = beveiliging
  • tax = belasting
  • trust = vertrouwen
  • user name = gebruikersnaam
  • valid ticket = geldig kaartje
  • wrist = pols
  • advertise = reclame maken
  • agree to = instemmen met
  • babysit / mind = oppassen
  • cartoon = tekenfilm
  • charge = in rekening brengen
  • good cause = goed doel
  • pick = kiezen
  • profit = winst
  • you lot = jullie
  • ad = advertentie
  • each = per stuk
  • secondhand / used = tweedehands
  • apply = toepassen
  • as soon as = zodra
  • bargain = koopje
  • billion = miljard
  • blow on / waste on = verspillen aan
  • buy sensibly = verstandig kopen
  • cheap = goedkoop
  • count = tellen
  • department store = warenhuis
  • discount store = discountwinkel
  • driving lesson = rijles
  • freedom = vrijheid
  • get into debt = schulden maken
  • in advance = van tevoren
  • latest book = nieuwste boek
  • loan = lening
  • long-term planning = langetermijnplanning
  • mall = winkelcentrum
  • on sale = in de uitverkoop
  • outlet store = speciaalzaak
  • pay taxes = belasting betalen
  • recently = onlangs
  • reduce = verminderen
  • set money aside = geld opzij zetten
  • trap = val