Engels : Nederlands
Bankrupt = Bankroet
clothing allowance = kleedgeld
expenses = uitgaven
he [guided] them out of the maze = ... [leiden] ...
interest = rente
issues = problemen
(to) lend = uitlenen (lent - lent)
pocket money = zakgeld
sales clerk = verkoopmedewerker
shopping spree = uitgebreid winkelen
stock market = aandelenbeurs
wages = loon
bargain hunters = koopjesjagers
(to) benefit from = voordeel hebben van, profiteren van
black market = zwarte handel
booth = marktkraampje
bulk = grote hoeveelheid, massa
(to) dress down = eenvoudig(er) kleden
flea market = rommelmarkt
(to) frequent = regelmatig bezoeken
(to) haggle = afdingen, pingelen
hordes = drommen, massa's
knock-off = vervalsing
merchandise = handelswaar
When you [purchase] something you buy it. = ... [(aan)kopen] ...
trader = handelaar
vendor = verkoper
(to) affect = beinvloeden
attitude = houding, instelling
There are useful websites to [compare] different products. = Er zijn handige websites om verschillende producten te [vergelijken].
crucial = cruciaal, heel belangrijk
developments = ontwikkelingen
estimated = geschatte
fundraising = geldinzameling
The [health care] in Great Britain is very good. = De [gezondheidszorg] in Groot-Brittannië is zeer goed.
homeless = dakloze, dakloos
humanitarian = humanitair(e), menslievend(e)
innovative = innovatief, vernieuwend
insignificant = onbeduidend(e), onbelangrijk(e)
life-threatening = levensbedreigend(e)
refugees = vluchtelingen
shelter = opvanghuis
terms = voorwaarden
underprivileged = kansarm(e), minderbedeeld(e)
bank notes = bankbiljetten
They have made their fortunes from industry and [commerce]. = Zij hebben hun fortuin verdiend met de industrie en [handel].
The English pound is the [currency] used in the United Kingdom. = De Engelse pond is de [munteenheid] die gebruikt wordt in het Verenigd Koninkrijk.
decimal system = decimaal stelsel, tientallig telsysteem
engineer = ingenieur
fixed = vast(gesteld)
manufacturer = fabrikant
monetary system = muntstelsel
His image is [reflected] in the mirror. = Zijn beeld wordt [weergeven] in de spiegel.
slang = populair taalgebruik
value = waarde
(to) enroll = lid worden
His subscription is [expired]. = Zijn abonnement is [verlopen].
invalid = ongeldig
lottery = loterij
overdraft = schuld, tekort
possessions = eigendommen, bezit
recollection = herinnering
treasure = schat
valuable = waardevol
billionaire = miljardair
(to) contradict = tegenspreken
firm = firma, bedrijf
He's a millionaire, so he must have a [fortune]. = Hij is miljonair, dus hij moet een [fortuin] hebben.
grim = akelig, somber
(to) inherit = erven
When his parents died, he became an [orphan]. = wees
[rags] are torn clothes. = [vodden] zijn kapotte kleding.
The [salesman] went from door to door. = De [verkoper] ging van deur tot deur.
If you go to college you have to pay [tuition fees]. = ... [schoolgeld] ...
That man looks like a real [businessman]. = Die man ziet eruit als een echte [zakenman].
charity = goed doel
donation = gift
exclusive = exclusief, heel bijzonder
(to) earn = verdienen
An [entrepreneur] runs his own business. = Een [ondernemer] runs zijn eigen zaak.
mansion = herenhuis, landhuis
The maintenance of the old factory is [neglected]. = Het onderhoud van de oude fabriek wordt [verwaarloosd].
The [priceless] treasures of the Royal Collection. = De [onbetaalbare] schatten van de Royal Collection.
stockbroker = effectenmakelaar / aandelen handelaar
The old shoes are [worthless]. = ... [waardeloos] ...
He who pays the piper calls the tune. = Wie betaalt, bepaalt.
Money talks. = Geld opent deuren.
You get what you pay for. = Alle waar is naar zijn geld.
Penny wise, pound foolish. = Nu geld besparen,later grotere uitgaven