Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • allied = verbonden
  • beverage = drank
  • bogus = nep
  • box office = loket
  • designated = aangewezen
  • destiny = lot
  • entitle = recht geven
  • humanity = menselijkheid
  • involvement = betrokkenheid
  • physical = feitelijk
  • redeem = inwisselen voor
  • reschedule = datum of veranderen
  • retail outlet = winkel
  • secure = bemachtigen
  • spectator = toeschouwer
  • verification = bevestiging
  • basics = elementaire
  • competitive = prestatiegericht
  • funding = financiering
  • gracefully = gracieus
  • humble = bescheiden
  • melting pot = smeltkroes
  • property tax = onroerendzaakbelasting (belasting op woningen)
  • reminder = herinnering
  • running track = atletiekbaan
  • rural = landelijk
  • scholarship = studiebeurs
  • stands = tribune
  • suburban = voorstedelijk
  • vital = essentieel
  • action-packed = vol actie
  • amazement = verwondering
  • mind = oppassen
  • one-of-a-kind = uniek
  • sell-out = uitverkocht
  • spell = betovering
  • stallion = hengst
  • versus = tegen
  • dedicated = toegewijd
  • discouraged = ontmoedigd
  • endurance = uithoudingsvermogen
  • give it your all = alles geven
  • lap = baanronde
  • out of shape = in slechte conditie
  • specifically designed = speciaal ontworpen
  • steadily = gestaag
  • acclaimed = hooggewaardeerde
  • awards ceremony = prijsuitreiking
  • conclude = eindigen
  • consecutive = opeenvolgend
  • coverage = verslaggeving
  • exhilarating = spannend
  • formalize = formaliseren
  • gateway = poort
  • give in = toegeven
  • highlight = benadrukken
  • host = gastheer
  • in remembrance of = ter nagedachtenis aan
  • javelin = speer
  • live up to = waarmaken
  • notable = opmerkelijk
  • pentathlon = vijfkamp
  • raise the bar = de lat hoger leggen
  • reigning = huidig
  • relay = estafette
  • seat = zitplaatsen hebben voor
  • supremacy = suprematie
  • tune in to = afstemmen op
  • vault = kluis
  • winning streak = een reeks overwinningen
  • wreath = krans