Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • supernatural = bovennatuurlijk
  • to become fascinated with = geboeid geraakt door
  • to raise = grootbrengen
  • minor = minder belangrijk
  • disadvantages = nadelen
  • incredible = ongelooflijk
  • to attend school = op school zitten
  • generally = over het algemeen
  • to survive = overleven
  • to run into = terechtkomen
  • to track = traceren
  • to intend = van plan zijn
  • similar = vergelijkbaar
  • to bore = vervelen
  • to refer to = verwijzen naar
  • to accomplish = bereiken
  • available = beschikbaar
  • to show up = komen opdagen
  • at a loss = niet weten wat te doen of wat te zeggen
  • among other things = onder andere
  • to launch = op de markt brengen
  • to grab = plotseling grijpen / pakken
  • stage = podium
  • to sniff = snotteren
  • loyal = trouw
  • to release = uitbrengen
  • follow-up = vervolg
  • to appreciate = waarderen
  • department store = warenhuis
  • to set out = beginnen
  • particular = bepaald
  • concern = bezorgdheid
  • to pray = bidden
  • depressing = deprimerend
  • qualification = diploma
  • to carry on = doorgaan
  • unit = eenheid
  • owner = eigenaar
  • patience = geduld
  • spiritual = geestelijk
  • religion = godsdienst
  • to be keen = graag mogen
  • horror = griezel
  • male = mannelijk
  • failure = mislukking
  • native language = moedertaal
  • currently = op dit moment
  • to record = opnemen
  • sacrifice = opoffering
  • to detect = opsporen
  • to conquer = overwinnen
  • to bully = pesten
  • to divorce = scheiden
  • tension = spanning
  • dumb = stom
  • to comfort = troosten
  • to change my mind = van gedachten veranderen
  • determination = vastberadenheid
  • responsibility = verantwoordelijk
  • nurse = verpleger / verpleegster
  • to relate = vertellen
  • to prevent = voorkómen
  • desperate / desperately = wanhopig
  • to settle = zich vestigen
  • ward = ziekenzaal
  • to announce = aankondigen
  • to assume = aannemen
  • disapproval = afkeuring
  • scared = bang
  • to treat = behandelen
  • to match = bij elkaar passen
  • outfit = bij elkaar passende kleding
  • source = bron
  • to bother = dwarszitten
  • actually = eigenlijk
  • complaint = klacht
  • to complain = klagen
  • form = klas
  • period = lesuur
  • target = mikpunt
  • to ignore = negeren
  • occasionally = nu en dan
  • environment = omgeving
  • insecure = onzeker
  • to stand out = opvallen
  • to respond to = reageren op
  • to admit = toegeven
  • appearance = uiterlijk
  • upset = van streek
  • to gain = verkrijgen
  • to settle in = zich installeren
  • to go along with = akkoord gaan
  • to confess = bekennen
  • order = bestelling
  • to slip = glijden
  • customer = klant
  • to slip your mind = ontschieten
  • to convince = overtuigen
  • embarrassing = pijnlijk
  • guilty = schuldig
  • to be due = verwacht worden
  • to nurse = verzorgen
  • incident = voorval
  • At first = aanvankelijk
  • though = alhoewel
  • entertainment = amusement
  • afterwards = daarna
  • therefore = daarom
  • luckily = gelukkig
  • secondary school = middelbare school
  • in order to = om
  • soon = spoedig
  • at last = ten slotte
  • unless = tenzij
  • until = totdat / tot
  • finally = uiteindelijk
  • so that = zodat