Engels : Nederlands civilised = beschaafd destination = bestemming to be fed up with = beu zijn / genoeg hebben van resident = bewoner mayor = burgemeester steady = constant / gestaag daily = dagelijks grateful = dankbaar survey = enquĂȘte fountain = fontein fault = fout embarrassing = gĂȘnant marvellous = geweldig / prachtig guide = gids growth = groei / toename to employ = in dienst hebben break = korte vakantie incapable of = niet in staat om to deal with = omgaan met poll = opiniepeiling to vomit = overgeven accurately = precies / nauwkeurig to gather = samenkomen / zich verzamelen atmosphere = sfeer taste = smaak to provoke = uitdagen / provoceren to ban = verbieden to endure = verdragen to assure = verzekeren major = zeer belangrijk / zeer groot