Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • the advantage / the benefit = het voordeel
  • to affect = beïnvloeden
  • the amount = de hoeveelheid
  • to create / create = creëren
  • the evolution = de ontwikkeling
  • for instance = bijvoorbeeld
  • to prevent = voorkomen
  • recycling = hergebruiken
  • to reduce = afnemen
  • the waste = het afval
  • the care = de zorg
  • the killing = het doden
  • the behavior = het gedrag
  • frequent = vaak
  • the guard = de wacht
  • the gun = het pistool
  • harmless = ongevaarlijk
  • heavy = zwaar
  • hurt = gewond
  • to increase = toenemen
  • to involve = bezighouden
  • likely = waarschijnlijk
  • the lock = het slot
  • to protect = beschermen
  • to select = selecteren
  • the violence = het geweld
  • to admit = toegeven
  • border = grenzen aan
  • the celebrity = de beroemdheid
  • effectively = effectief
  • might = zou kunnen
  • to provide = voorzien / voorzien van
  • the species = de soort
  • to navigate = navigeren
  • whether = of
  • worthy = waardig
  • the access = de toegang
  • according to = volgens
  • to compare = vergelijken
  • the consumer = de consument
  • the device = het apparaat
  • to lead = leiden
  • overtake = overnemen
  • the regulator = de autoriteit
  • to develop = ontwikkelen
  • to lift = liften
  • the male = mannelijk
  • the belief = het geloof
  • the grant = de beurs
  • in addition to = en
  • the loan = de lening
  • recent = recentelijk
  • the result = het resultaat
  • retire = pensioneren
  • take care of = zorgen voor
  • the bug = het insect
  • burn = verbranden
  • the disease = de ziekte
  • to survive = overleven
  • add up = optellen
  • to consider = overwegen
  • extremely = extreem
  • the following = de volgende
  • while = terwijl
  • the edge = de kant
  • the limit = de grens
  • the novel = de roman
  • painful = pijnlijk
  • the review = de recensie
  • to contain = bevatten
  • to continue = doorgaan
  • the damage = de schade
  • to delay = vertragen
  • dizziness = duizelig
  • the experience = de ervaring
  • the flu = de griep
  • the medication = de medicatie
  • the painkiller = de pijnstiller
  • the pharmacy = de apotheek
  • pregnant = zwanger
  • the prescription = het recept
  • safely = veilig