Engels : Nederlands
impressed = onder de indruk
Italian = Italiaans
drawing = tekening
to promise = beloven
to notice = opmerken, zien / opmerken / zien
to disappear = verdwijnen
air = lucht
to take notes = aantekeningen maken
to move on = verdergaan
main story = hoofdartikel
to advise = adviseren
popular = populair
to check out = uitzoeken
exactly = precies, juist / precies / juist
whole = heel
even more = nog meer
fishing = vissen, hengelsport / vissen / hengelsport
to kid = grappen maken
to get on = opschieten
the States = de Verenigde Staten
after all = tenslotte
cheerleading = cheerleading
to surprise = verbazen
to finish = zijn verhaal afmaken
incredible = ongelofelijk
contact = contact
aunt = tante
coach = trainer, coach / trainer / coach
uncle = oom
to win = winnen
cloakrooms = garderobe, kapstokken / garderobe / kapstokken
absent = afwezig, absent / afwezig / absent
sportsperson = sporter
netball = soort korfbal
dull = saai
pastime = tijdverdrijf
echo = echo
athletics = atletiek
stunt = stunt
costume = kostuum, tenue / kostuum / tenue
routine = optreden
mascot = mascotte