Engels : Nederlands to modify = wijzigen to be at stake = op het spel staan to confuse = verwarren level = mate / niveau to note = opmerken collapse = ineenstorting faith = geloof, vertrouwen / vertrouwen, geloof / vertrouwen / geloof perception = waarneming progress = vooruitgang to magnify = vergroten crop = landbouwgewas to turn up = verschijnen evidence = bewijsmateriaal environmental = milieu beneficial = heilzaam to admire = bewonderen prosecution = gerechtelijke vervolging hazard = gevaar to establish = oprichten, vestigen / vestigen, oprichten / oprichten / vestigen