Engels : Nederlands adversity = tegenslag horrified = vol afschuw to concern someone = iemand iets aangaan ungrateful = ondankbaar disobedient = ongehoorzaam outspoken = mondig terrified = doodsbang to behave = zich gedragen despair = wanhoop to overhear = toevallig opvangen to reveal = onthullen to pretend = doen alsof to come round to = iets accepteren occasionally = af en toe forgiveness = vergiffenis destination = bestemming overjoyed = dolblij bearable = draaglijk to break down = stuklopen envious = jaloers to alter = veranderen to bring oneself to = zichzelf ertoe zetten om to contact = contact opnemen met fate = lot / noodlot