Engels : Nederlands
job recruitment market = banenmarkt
nametag = naamplaatje
physical = lichamelijk(e), fysiek(e)
You might call it a lovers' [quarrel]. = ruzie maken
(to) represent = vertegenwoordigen
representative = vertegenwoordiger
In fact, we are not [satisfied] at all. = tevreden
[strength] / power = kracht
(to) transform = transformeren, ingrijpend veranderen
unemployed = werkloos, werkloze
antivenom = tegengif
They will [cheat] you, hurt you, lie! = vals spelen
(to) combine = combineren
decent = redelijk(e)
detergent = schoonmaakmiddel
dice = dobbelsteen
(to) evoke = oproepen
(to) extract from = verkrijgen uit
fangs = (gif)tanden
payment = betaling
poisonous = giftig(e)
portrait = portret
scent = geur
The Indian cobra is a dangerous [snake]! = slang
stocking shelves = (als) vakkenvuller
venom = gif
(to) appeal to = (iemand) aanspreken
available = beschikbaar
busy bee = bezige bij
coach = bus
commentary = uitleg
creative = creatief, creatieve
employee = werknemer
(to) entail = inhouden
hands-on = doortastend(e)
host(ess) = gastheer, -vrouw
marine = marinier
mentality = mentaliteit, instelling
outgoing = open, extravert(e)
presentable = behoorlijk, netjes
(to) suit = passen bij
[vacancy] / job opportunity = vacature
(to) baptise = dopen, een naam geven
bold = moedig(e), stoer(e)
cargo = lading
conflict = conflict, aanvaring
decisive = beslissend(e)
duke = hertog
independance = onafhankelijkheid
inhabitants = inwoners
(to) revolt = in opstand komen
(to) rule = heersen, besturen
settlers = kolonisten
silk = zijde
spices = kruiden
thriving = florerend(e)
trading post = handelspost
treaty = verdrag
(to) adapt = zich aanpassen
atmosphere = atmosfeer
captivating = pakkend(e)
department = afdeling
deserted = verlaten
exchange = uitwisselings-
(to) gain = verkrijgen
(to) participate in = deelnemen aan
pleasant = prettig(e)
slums = sloppenwijken
superficial = oppervlakkig(e)
thoughtful = zuiden
barely = nauwelijks
carefully = voorzichtig
cash register = kassa
convenience store = buurtwinkeltje
example = voorbeeld
(to) expose to = blootstellen aan
(to) focus on = zich richten op
hidden = verborgen
intermission = pauze
kidneys = nieren
Her [mood] changes all the time – sometimes she's happy and then she's sad. = stemming
subconscious = onderbewustzijn
target group = doelgroep
My company has a [turnover] of 2 million euros a year. = Mijn bedrijf heeft een [omzet] van 2 miljoen euro per jaar.
(to) afford = zich veroorloven
arts = kunsten, letteren
energetic = energiek(e)
(to) figure out = uitvogelen
law = rechten
(to) make up your mind = beslissen
plenty = ruim voldoende
result = gevolg
Look before you leap. = Bezint, eer ge begint
Many hands make light work. = Vele handen maken licht werk.
The choice is yours. = De keuze is aan jou.
Beggars can't [be] choosers. = Wie niks heeft, moet blij [zijn] met wat hij krijgt.