Frans : Nederlands le mot = het woord la liste = de lijst correspondre à = overeenkomen met le plus = het meest le choix = de keus seul = alleen la télévision = de televisie le spectacle = de voorstelling la sensibilité = de gevoeligheid la forme = de vorm compter = tellen le point = het punt la personne = de persoon une âme = een ziel le domaine = het gebied aussi ... que = even ... als avoir besoin de = nodig hebben des tas de = een hele hoop le pote = de vriend un endroit = een plek apprécier = waarderen ressembler à = lijken op