Frans : Nederlands avoir horreur de = afschuwelijk vinden la piqûre = de prik, de injectie / de prik / de injectie la maladie = de ziekte le ventre = de buik le médecin = de arts tenir = vasthouden pincer = knijpen le bouton = de pukkel, het bultje / de pukkel / het bultje le bras = de arm la jambe = het been l’herbe = het gras contre = tegen protéger = beschermen la peau = de huid le bas = de onderkant la boîte = de doos