NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Frans
ThiemeMeulenhoff
Franconville
2 t-havo-vwo
2 thv-Etape12
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Frans
Nederlands
un an
=
een jaar
avant
=
voor
le départ
=
het vertrek
une excursion
=
een uitstapje
le Canada
=
Canada
une organisation
=
een organisatie
prêter
=
uitlenen
le mois
=
de maand
un appartement
=
een appartement / een flat / een appartement, een flat
écrire
=
schrijven
donner de ses nouvelles
=
van zich laten horen
un e-mail
=
een e-mail
promis
=
beloofd
le menhir
=
de menhir
le côté
=
de kant
impressionnant
=
indrukwekkend
la pierre
=
de steen
le beach-volley
=
het beachvolleybal
se retrouver
=
elkaar ontmoeten
à l’heure
=
op tijd
le port
=
de haven
la balade
=
de wandeling
la faute
=
de fout
la partie
=
het partijtje / het wedstrijdje / het partijtje, het wedstrijdje
suivant
=
volgende
un autre
=
nog een
frapper
=
slaan
la saison
=
het seizoen
le printemps
=
het voorjaar / de lente / het voorjaar, de lente
un été
=
een zomer
un automne
=
een herfst
un hiver
=
een winter
il fait chaud
=
het is warm
il fait froid
=
het is koud
il fait beau
=
het is mooi weer
il fait mauvais
=
het is slecht weer
il fait du soleil
=
het is zonnig
il fait nuageux
=
het is bewolkt
il fait du vent
=
het waait
il fait de l’orage
=
het onweert
il fait du brouillard
=
het mist
il pleut
=
het regent
il neige
=
het sneeuwt
il gèle
=
het vriest
le degré
=
de graad
une averse
=
een bui
la tempête
=
de storm
la pluie
=
de regen
le vent
=
de wind
le verglas
=
de ijzel
la garde-robe
=
de garderobe
s'installer
=
gaan zitten
souffler
=
blazen, waaien / blazen / waaien
le caoutchouc
=
het rubber
un anorak
=
een windjack
ramasser
=
plukken
le champignon
=
de paddenstoel
attendre
=
verwachten
la châtaigne
=
de tamme kastanje
glissant
=
glad
la bataille
=
het gevecht
la boule de neige
=
de sneeuwbal